1

Vrijstelling successierechten voor de gezinswoning voor de langstlevende partner

Eindelijk is er een vrijstelling successierechten voor de gezinswoning voor de langstlevende partner …..

Het was vroeger niet denkbeeldig dat de langstlevende partner die de gezinswoning erfde deze toch moest verkopen om de successierechten te kunnen betalen.

De Vlaamse regering heeft nu een ontwerpdecreet van minister van Financiën Dirk Van Mechelen goedgekeurd dat voorziet in een vrijstelling van successierechten op de gezinswoning voor de langstlevende partner vanaf 2007 en dit voor zowel gehuwden als samenwonenden.

In het ontwerp wordt een definitie gegeven van de gezinswoning die overeenkomt met de woning waar de partners samenleefden op het ogenblik van het overlijden.

Samenwonende partners moeten wel het bewijs leveren dat zij minstens drie jaar ononderbroken samenwoonden.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Termijnen en bedrag van de BTW-teruggaaf: uitzondering voor de aangifte december (in te dienen in januari)!!!

Principieel wordt BTW-teruggaaf slechts toegestaan wanneer:

  • het bedrag van 615,00 euro bereikt wordt voor zij die periodieke kwartaalaangiften indienen,
  • het bedrag van 1.485,00 euro bereikt wordt voor zij die periodieke maandaangiften indienen.

Dit bedrag wordt herleid tot 245,00 euro voor de aangifte met betrekking tot het laatste aangiftetijdvak van het kalenderjaar, zijnde het vierde kwartaal of de maand december.

Indien de hiervoor vermelde waarden niet bereikt worden, wordt het tegoed overgedragen naar de volgende aangifteperiode. Er kan geen sprake zijn van enige verjaring van de tegoeden die deze minima niet bereiken, ongeacht de termijn gedurende dewelke het belastingkrediet ingeschreven blijft op de rekening-courant van de belastingplichtige.

Ter herinnering:

  • teruggaaf wordt slechts toegestaan indien geen andere belastingschulden meer bestaan,
  • de teruggaaf wordt slechts éénmaal per kwartaal verricht, tenzij men beschikt over een vergunning voor maandelijkse teruggaaf (onder bepaalde voorwaarden toegekend),
  • bij ernstige vermoedens of bewijzen van onjuiste aangiften kan de procedure van de inhouding toegepast worden.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBD 301 85 790)




Maandaangevers BTW: decembervoorschot

Belastingplichtigen die op 1 december van het lopende kalenderjaar gehouden zijn tot het indienen van maandaangiften, moeten een voorschot betalen op de verschuldigde BTW van de maand december van dat jaar.

Voor de bepaling van het bedrag heeft U 2 mogelijkheden:

  • Bij de eerste mogelijkheid stemt het bedrag van het voorschot overeen met de verschuldigde BTW op alle handelingen gerealiseerd in de periode van 1 december tot en met 20 december van het lopend kalenderjaar. Het bedrag van het voorschot moet worden opgenomen in vak 91 van de aangifte over de maand december. U moet wel de bedragen kunnen mededelen die als basis dienden voor de berekening van het voorschot.
  • De tweede mogelijkheid is de forfaitaire bepaling. In dit geval is het bedrag van het voorschot gelijk aan de verschuldigde BTW van de aangifte van november van het lopende kalenderjaar.

 

Opgelet!!

Als U kiest voor de forfaitaire bepaling van het decembervoorschot en U heeft op de aangifte van de maand november een BTW tegoed, dan hoeft U geen voorschot te betalen.

Het voorschot moet uiterlijk op 24 december worden betaald op rekeningnummer 679-2003000-47 van de “BTW-ontvangsten” te Brussel. Bij niet-betaling of laattijdige betaling zullen nalatigheidsintresten worden gevorderd!

 

(Auteur: Edwin Van Lommel, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 96 807)




Tarieven vennootschapsbelasting

Tabel normale aanslagvoeten + de verminderde tarieven

Tabel investeringsaftrek

Tabel voorafbetalingen

Tabel voordelen alle aard

Tabel voordelen alle aard auto

Tabel revalorisatiecoëfficiënt + huur als bezoldiging

 

 

 




Notionele intrestaftrek niet langer overdraagbaar (vanaf AJ 2013-inkomsten 2012)

Vanaf AJ 2013 is het overschot aan notionele intrestaftrek niet langer overdraagbaar naar de volgende belastbare tijdperken.
Daarnaast werd er een overgangsmaatregel uitgewerkt voor notionele intrestaftrek opgebouwd vóór AJ 2013.
Wijzigingen

Tot en met AJ 2012 was het overschot aan notionele intrestaftrek overdraagbaar gedurende de volgende 7 belastbare tijdperken.
Vanaf AJ 2013 is het overschot aan notionele intrestaftrek niet langer overdraagbaar.

De notionele intrestaftrek vanaf AJ 2013 zal u dus enkel kunnen afzetten van de winst van het belastbare tijdperk zelf. Het resterende saldo bent u definitief kwijt.
Overgangsmaatregel

Voor de opgebouwde voorraad notionele intrestaftrek wordt er een overgangsregeling voorzien.
De t.e.m. AJ 2012 opgebouwde voorraad notionele intrestaftrek is aftrekbaar:

  • pas nadat de notionele intrest van het boekjaar opgebruikt is
  • na het toepassen van andere aftrekken (DBI, overgedragen fiscale verliezen, …)
  • beperkt tot 60% voor winsten die de grens van 1 miljoen euro overschrijden
  • overdraagbaar tot AJ 2019 (met een maximum van 7 jaar), of overdraagbaar tot 7 jaar na het ontstaan van deze notionele intrest (bv. notionele intrestaftrek 2007 –> aftrekbaar tot 2014)

 

Pittig detail

Zoals u kan lezen, wordt de opgebouwde voorraad aan notionele intrestaftrek verschoven naar de allerlaatste bewerking, daar waar hij vroeger bovenaan het lijstje stond samen met de notionele intrest van het huidige boekjaar.
Dit zal het voor bedrijven (in de huidige economische crisis) moeilijker maken om hun opgebouwde reserves notionele intrest nog te kunnen aftrekken!!
Tarieven

Aanslagjaar          Grote ondernemingen            KMO-vennootschappen
2014                           2,742%                                            3,242%
2013                           3,000%                                            3,500%
2012                           3,425%                                            3,925%
2011                           3,800%                                            4,300%
2010                           4,473%                                            4,973%
2009                           4,307%                                            4,807%
2008                           3,781%                                            4,281%
2007                           3,442%                                            3,942%

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Notionele intrestaftrek

Vanaf aanslagjaar 2007 geeft de regering een nieuw fiscaal geschenk aan alle vennootschappen, namelijk de notionele intrestaftrek. Praktisch zal er een percentage op het eigen vermogen worden toegekend als belastingsaftrek. Hier volgt een grondige uiteenzetting van de notionele intrestaftrek:

Algemeen

De fiscus wil vanaf AJ2007 (=1/1/2006) een vermindering van de belastbare grondslag toestaan met een bedrag dat overeenstemt met de fictieve rendabiliteit van het eigen vermogen. In de vakliteratuur spreekt men ook wel van de aftrek voor risicokapitaal.

Wie?

  1. Alle vennootschappen en rechtspersonen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting kunnen gebruik maken van de notionele intrestaftrek. Voorwaarde is wel dat ze een jaarrekening opstellen. Kleine vennootschappen die van die verplichting ontheven zijn, zullen voor boekjaar 2005 al een jaarrekening moeten opstellen, willen ze in AJ2007 de notionele intrestaftrek genieten.
  2. Buitenlandse vennootschappen met een Belgische vaste inrichting of onroerende goederen in België. Zij moeten wel een boekhouding voeren en een jaarrekening opstellen.
  3. NIET: vennootschappen die aan een afwijkend fiscaal regime onderworpen zijn. Denk daarbij aan: coördinatiecentrum, BEVEK, BEVAK, VBS, reconversievennootschap, coöperatieve participatievennootschap (wet 22/5/2001) en de zeescheepvaartvennootschap.

Wat

De notionele intrestaftrek is een percentage op het eigen vermogen dat men van de belastbare winst mag aftrekken. (denk aan investeringsaftrek = % op investeringen/afschrijvingen dat in aftrek van de belastbare winst wordt gebracht)

 

Eigen vermogen

De basis voor de berekening van de notionele intrestaftrek is het eigen vermogen uit de balans van het vorige jaar (vandaar de noodzaak aan een jaarrekening voor boekjaar 2005 voor kleine vennootschappen!!) overeenkomstig de wet op de boekhouding en de jaarrekening. Wanneer een vennootschap wordt opgericht, vormt de toestand van het eigen vermogen bij oprichting de basis.

De basis wordt verminderd met:

  • Kapitaalsubsidies (rekening 15);
  • Uitgedrukte, niet verwezenlijkte meerwaarden (rekening 12/herwaarderingsmeerwaarden);
  • Fiscale nettowaarde (op het einde van het voorgaande belastbare tijdperk!!) van eigen aandelen die door de vennootschap zelf worden aangehouden en van de financiële vaste activa (=deelnemingen en andere aandelen);
  • Nettoboekwaarde van een buitenlandse vaste inrichting in een land met verdrag ( dat wil zeggen dat de inkomsten van de vaste inrichting vrijgesteld zijn op basis van het dubbelbelastingverdrag). De netto boekwaarde is de nettoboekwaarde van het actief min de voorzieningen en de schulden die op de vaste inrichting kunnen worden toegerekend;
  • Nettoboekwaarde van buitenlandse onroerende goederen in een land met verdrag (idem buitenlandse vaste inrichtingen);
  • Nettoboekwaarde van materiële vaste activa wanneer de kosten op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overschrijden;
  • Boekwaarde van zaken die worden aangehouden als belegging en die als zodanig geen periodieke inkomsten opleveren. Voorbeelden: antiek, kunst, juwelen, … wel oppassen dat dit niet geldt wanneer deze zaken als voorraad geboekt zijn (juwelier, antiekhandelaar, …)!
  • Nettoboekwaarde van onroerende goederen waarvan het gebruik toekomt aan bedrijfsleiders 1° categorie (art 32, 1° lid, 1° WIB), hun echtgenoot of niet ontvoogde kinderen van beiden.

Wanneer in aanmerking te nemen of uit te sluiten elementen tijdens het boekjaar wijzigingen ondergaan, moet men werken met gewogen gemiddelden. Elke wijziging moet afzonderlijk beschouwd worden. Een wijziging wordt geacht plaats te vinden op de eerste dag van de maand die volgt op de wijziging. Zo zal een kapitaalsverhoging op 15 november slechts voor 1/12 mee in rekening worden genomen (met dien verstande dat de vennootschap afsluit op 31/12!!). Ik ga niet te ver uitwijden over wijzigingen tijdens het boekjaar want er zjin momenteel nergens uitgewerkte praktijkvoorbeelden te vinden.

Wanneer een eerste boekjaar langer/korter is dan 12 maanden, dan wordt het bedrag aan notionele intrestaftrek vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal dagen van het belastbare tijdperk en de noemer gelijk is aan 365.

 

Tarief

Het tarief zal jaarlijks bepaald worden op basis van de referte-indexen die het rentenfonds maandelijks bekendmaakt (OLO op 10 jaar). Het tarief mag nooit 6,5% overschrijden en zal nooit groter dan 1 % zijn dan het tarief van het voorgaande aanslagjaar. Belangrijk is wel dat het tarief 0,5% hoger ligt voor kleine vennootschappen in de zin van art 15 WVENN.

 

Aanslagjaar              Grote ondernemingen              KMO-vennootschappen

2012                                  3,425%                                      3,925%

2011                                  3,800%                                      4,300%

2010                                  4,473%                                      4,973%

2009                                  4,307%                                      4,807%

2008                                  3,781%                                      4,281%

2007                                  3,442%                                      3,942%

 

KMO-vennootschap: dit is een vennootschap die maximaal één van de volgende criteria overschrijdt (op geconsolideerde basis –> artikel 15 W.Venn):

  • een omzet van 7.300.000 euro
  • een balanstotaal van 3.650.000 euro
  • een gemiddeld personeelsbestand van 50 werknemers

Een vennootschap met een gemiddeld personeelsbestand van 100 werknemers is echter nooit een KMO-vennootschap.

 

Volgorde aftrek

De notionele intrestaftrek zal na de DBI aftrek en voor de recuperatie van geleden verliezen en van de investeringsaftrek plaatsvinden (tip: bekijk eens de aangifte vennootschapsbelasting)

 

Overdraagbaarheid

De notionele intrestaftrek is beperkt overdraagbaar. Als er niet genoeg winst is om de aftrek te genieten, is hij overdraagbaar op de winst van de 7 volgende jaren.

De notionele intrestaftrek is echter niet langer overdraagbaar wanneer zich een controlewijziging voordoet die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële en economische behoeften (gewijzigd art 207 WIB).

 

Voorwaarden

  • OnaantastbaarheidsvoorwaardeAanvankelijk moest de aftrek op een afzonderlijke passiefrekening (132500??)geboekt worden en blijven gedurende de 3 belastbare tijdperken die volgden opdatgene waarvoor de aftrek werd verleend. De niet naleving van de onaantastbaarheidsvoorwaarde leidde tot een effectieve belasting van de reeds toegepaste aftrek. De notionele intrestaftrek die nog niet was toegepast, was vanaf dat moment niet overdraagbaar meer. Begin AJ 2007 werd deze voorwaarde echter afgeschaft.
  • Investeringsreserve Wanneer een belastingplichtige (=KMO) opteert voor de investeringsreserve, zal hij voor dat belastbaar tijdperk en de twee volgende niet meer kunnen genieten van de notionele intestaftrek. De overdraagbaarheidstermijn van de notionele intrestaftrek wordt wel verlengd met de periode waarvoor de aftrek niet kan worden toegepast.

 

Gevolgen op fiscaliteit van deze maatregel

  • RegistratierechtenHet recht van 0,5% bij oprichting of inbreng wordt vervangen door een vast recht van 25€.
  • Belastingkrediet KMO Het belastingskrediet verdwijnt behalve het deel dat nog niet verrekend werd door AJ2007.
  • Investeringsaftrek De investeringsaftrek verdwijnt behalve het gedeelte dat werd toegestaan vóór AJ2007. Dat wil zeggen dat de gespreide investeringsaftrek nog doorloopt voor de volgende jaren en dit voor investeringen die werden gedaan tot 31/12/2005.

De verhoogde aftrek voor investeringen in onderzoek en ontwikkeling, in herbruikbare verpakkingen en in energiebesparende maatregelen blijft echter wel behouden.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Intresten vragen aan uw vennootschap is een interessante techniek

In het verleden hebben wij onze klanten/bedrijfsleiders regelmatig geadviseerd om intresten te vragen op gelden welke zij tegoed hebben op hun vennootschap.
Het is een leuke manier om wat extra te verdienen.

Enerzijds zijn deze intresten:

  • aftrekbaar in de vennootschap
  • er wordt door de vennootschap slechts 15% roerende voorheffing afgehouden van deze intresten en voor de rest blijven deze intresten onbelast bij u.

Let op dat je steeds een marktconforme rente vraagt. We kunnen stellen dat een marktconforme rente een rente is, zoals door een bank op dat moment gevraagd, eventueel verhoogd met een risicopremie (bvb.2%)


Is er altijd 15% roerende voorheffing verschuldigd?

Neen, indien het bedrag waarop u intresten vraagt hoger is dan de som van het gestorte kapitaal + de belaste reserves, dan wordt een deel van deze intresten geherkwalificeerd als dividenden en dient hierop 25% roerende voorheffing betaald te worden.

Andere gevolgen:

  • Dit gedeelte van intresten is dan ook niet aftrekbaar voor de vennootschap.
  • De vennootschap kan het verlaagd tarief verliezen.

Zijn er nog meer addertjes onder het gras?

Wettelijk gezien geldt de herkwalificatie enkel als er een geldlening wordt toegestaan door een bedrijfsleider.
Maar onlangs sprak een rechter in het Hof van cassatie (15/10/2010) zich uit over een bedrijfleider die zijn aandelen aan zijn vennootschap had verkocht. De verkoopprijs werd echter niet betaald, maar geboekt als een schuld. Hierop werden intresten toegekend aan de bedrijfsleider. De fiscus beschouwde dit als een geldlening en herkwalificeerde een deel van de intresten als dividend. De rechter gaf de fiscus gelijk om vooral volgende redenen:

  • er werd een boeking verricht als schuld op méér dan één jaar
  • er werd geen termijn bepaald om de verkoopprijs terug te betalen
  • de intresten werden geboekt op een rekening  ” intresten lening ” in plaats van op een rekening ” intresten aankoop aandelen “.

Heel erg voor onze collega boekhouder, die het ook allemaal best bedoeld had ……

Dus let er voortaan zeker op dat u:

  • goede overeenkomsten opstelt
  • het woord lening vermijdt , zowel in de contracten als in de boekhouding
  • dan liever op een rekening-courant van de bedrijfsleider boekt
  • een afbetalingsplan opstelt

En een gouden raad….. zorg er steeds voor dat de overeenkomsten die je opstelt ook in werkelijkheid juist uitgevoerd worden.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Individuele fiches 281.50 en samenvattende opgave 325.50

De schuldenaars van commissies, makelaarslonen, erelonen, enz., moeten de fiches 281.50 en de samenvattende opgave 325.50, die zij op naam van de verkrijgers van voormelde inkomsten opmaken, voor 30 juni van elk jaar bij de bevoegde dienst indienen.

Voor meer informatie verwijzen wij naar de website van Belcotax.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Voordeel alle aard bedrijfswagen: belangrijke aanpassing vanaf 01/01/2010

Een bedrijfswagen waarmee de werknemer of bedrijfsleider privé-verplaatsingen en woon-werkverplaatsingen maakt, vormt een belastbaar voordeel in natura. Op dit voordeel moet de genieter belastingen betalen. Vanaf 01/01/2010 is het belastbaar voordeel niet langer afhankelijk van de fiscale PK, maar van de CO2-uitstoot en de CO2-coëfficiënt.

Deze belasting wordt in principe aangerekend door de inhouding van bedrijfsvoorheffing op de maandelijkse loonberekening.

Om dit belastbaar voordeel te bepalen, bestaan er 2 fiscale berekeningsformules:

  • de forfaitaire berekeningsformule
  • de berekeningsformule volgens de werkelijke waarde van het voordeel

De nieuwe CO2-wetgeving heeft betrekking op de forfaitaire berekeningsformule. Aan de berekeningsformule volgens de werkelijke waarde van het voordeel, dit voor bestelwagens en moto’s, wijzigt niets.


Hoe werkt de forfaitaire berekeningsformule?

  • er geldt een forfait van 5.000 kilometer: woon-werkafstand (enkele rit) bedraagt maximum 25 kilometer
  • er geldt een forfait van 7.500 kilometer: woon-werkafstand (enkele rit) bedraagt meer dan 25 kilometer
  • er geldt een forfait van 5.000 kilometer: voor werknemers of bedrijfsleiders die geen woon-werkverkeer doen met de wagen, maar deze wel privé ter beschikking krijgen van de werkgever

Belastbaar voordeel tot en met 31/12/2009: forfaitaire kilometers vermenigvuldigd met een coëfficiënt afhankelijk van de fiscale PK van de wagen.

Belastbaar voordeel vanaf 01/01/2010: forfaitaire kilometers vermenigvuldigd met de CO2-uitstoot en met de CO2-coëfficiënt.


Berekeningswijze

Het belastbaar voordeel is vanaf 01/01/2010 gelijk aan het aantal forfaitaire kilometers, vermenigvuldigd met de CO2-uitstoot van de wagen en met de CO2-coëfficiënt.

Woon-werkafstand (enkele rit) bedraagt < 25 km –> berekening maandelijks belastbaar voordeel: 5.000 km x CO2-uitstoot x CO2-coëfficiënt/12

Woon-werkafstand (enkele rit) bedraagt > 25 km –> berekening maandelijks belastbaar voordeel: 7.500 km x CO2-uitstoot x CO2-coëfficiënt/12
De CO2-coëfficiënt is afhankelijk van het brandstoftype van de wagen:

Benzine/LPG/aardgas –> CO2-coëfficiënt: 0,00210 euro per gram CO2
Diesel                        –> CO2-coëfficiënt: 0,00230 euro per gram CO2
Elektrisch                   –> CO2-coëfficiënt: 0,10 euro per gram CO2 (= minimumbijdrage)

De CO2-coëfficiënten worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd.

Vanaf 01/01/2011 gelden volgende bedragen:

Benzine/LPG/aardgas –> CO2-coëfficiënt: 0,00216 euro per gram CO2
Diesel                        –> CO2-coëfficiënt: 0,00237 euro per gram CO2
Elektrisch                   –> CO2-coëfficiënt: 0,10 euro per gram CO2 (= minimumbijdrage)


Waar vindt men de CO2-uitstoot van de wagen terug?

De CO2-uitstoot kan men terugvinden op het gelijkvormigheidsattest van de wagen of op de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

CO2-gids

Website Ecoscore
Wat indien de CO2-uitstoot van de wagen niet gekend is?

Indien de CO2-uitstoot van de wagen niet gekend is bij de Dienst voor Inschrijvingen van Voertuigen (DIV) geldt volgende vaste CO2-emissie:

  • 205 gram per kilometer voor wagens op benzine, LPG en aardgas
  • 195 gram per kilometer voor dieselwagens


Er is een minimumbijdrage

Eveneens nieuw in de CO2-berekeningsformule: er is een minimumbijdrage van 0,10 euro per kilometer.

Deze minimumbijdrage moet toegepast worden indien de uitkomst van de vermenigvuldiging van de CO2-coëfficiënt en de CO2-uitstoot lager is dan 0,10 euro per gram CO2. Deze minimumbijdrage zal uiteraard enkel maar van toepassing zijn op zeer milieuvriendelijke wagens.


Wat indien het personeel zelf een bijdrage betaalt?

Sommige firma’s vragen aan hun werknemers om een bijdrage te betalen, opdat ze met een bedrijfswagen zouden kunnen rijden. Deze persoonlijke bijdrage mag afgetrokken worden van het berekende belastbare voordeel. Mogelijk komt het belastbare voordeel hierdoor zelfs te vervallen.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Tarieven personenbelasting

Tabel progressieve tarieven personenbelasting

Tabel afzonderlijk belastbare inkomsten

Tabel voordelen alle aard

Tabel voordelen alle aard auto

Revalorisatiecoëfficiënt + huur als bezoldiging

Voorafbetalingen

Investeringsaftrek