1

Opgepast met hotelrekeningen, facturen van seminaries

Zoals U wellicht weet zijn de restaurantkosten vanaf 1 januari 2005 fiscaal slechts aftrekbaar aan 69%.
Dit geldt ook voor de restaurantkosten inbegrepen in hotelrekeningen en facturen betreffende seminaries!!

Een pittig maar duur detail is wel dat wanneer de restaurantkosten niet afzonderlijk zijn gespecificeerd op de hotelrekening of factuur van het seminarie, de volledige factuur van het hotel of het seminarie te beperken is inzake aftrek. In dit geval wordt dus het totale bedrag van de factuur als beroepskost beperkt tot 69%.

Wij vestigen er tevens de aandacht op dat de belastingplichtige moet aantonen dat de kosten die hij draagt het karakter van beroepskosten hebben.

Een bankuittreksel dat uitsluitend een globaal bedrag vermeldt volstaat bijgevolg niet. In dat geval moet een duidelijk gedetailleerde hotelrekening worden voorgelegd.

Vergeet trouwens ook niet dat buitenlandse restaurantkosten vanaf 1 januari 2004 ook onder de aftrekbeperking vallen.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Kan een zaakvoerder zijn privé auto verhuren aan zijn vennootschap?

Krijgt de zaakvoerder dan privé huurinkomsten?

Inderdaad en dat is voor hem privé fiscaal gezien wel interessant. Het huurgeld, dat hij zo van zijn vennootschap ontvangt voor het huren van zijn auto, is fiscaal gezien dan immers een inkomst uit de verhuur van roerende goederen en dus wordt het niet aanzien als een beroepsinkomst. Dus worden hierop ook geen sociale bijdragen betaald…

Wat betekent dat voor de klant? Op het ontvangen huurgeld betaalt hij slechts 15% belastingen. Hij heeft daarnaast ook nog recht op een forfaitaire kostenaftrek van 15%, dus in feite betaalt hij slechts 12,75% belasting (nl. 15% op 85%). Best even nakijken of de werkelijke kosten m.b.t. zijn auto niet hoger liggen dan die 15%. In het voorkomende geval (en dat zal dikwijls zo zijn) mag hij immers gewoon de werkelijke kosten in rekening brengen. Ook kan hij als verhuurder contractueel voorzien dat alle autokosten (onderhoud, brandstof, verzekering …) ten laste zijn van zijn vennootschap.

Wat met de BTW? Door de verhuur van één auto, wordt hij in principe geen BTW-plichtige. Dat werd al meermaals beslist. Bijgevolg moet hij geen BTW aanrekenen op de huur die hij vraagt. De keerzijde is natuurlijk wel dat hij de BTW, die hij zelf betaalt, niet kan recupereren.

Hoe zit dat dan bij zijn vennootschap? Die kan het huurgeld en de andere autokosten wel aftrekken, maar zij moet hierbij wel rekening houden met de aftrekbeperkingen

Wat dan met het privé gebruik? Hetzelfde geldt wanneer de auto van zijn vennootschap zou zijn. De zaakvoerder wordt privé nog altijd belast op een voordeel auto voor zover hij hier privé mee rijdt. De auto wordt immers gehuurd door de vennootschap van de zaakvoerder en die stelt hem dan op haar beurt weer te zijner beschikking om er ook privé mee te rijden. Men kan dus niet waarmaken dat men de auto enkel verhuurt voor het beroepsmatige gebruik.
Waarom niet enkel de beroepskilometers privé doorfactureren aan de vennootschap?

Tip: Maak wel steeds een contractje van verhuur op.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Is een beleggingsverzekering nog wel de moeite waard?? Verhoogde taks vanaf 2013!!

Voor de premies die u vanaf 2013 betaalt voor uw individuele levensverzekering zal u geen premietaks van 1,1% meer betalen, maar wel een taks van 2%. Dat is maar liefst een stijging van 81,82% !!!! Wie sprak er van een blokkering van de index…???

Wat houden deze individuele levensverzekeringen in?

Het betreft hier vooral de beleggingen in een verzekeringskleedje:

  • Tak 21 (gewaarborgd rendement op gestorte premies)
  • Tak 23 (variabel rendement in functie van de evolutie van het onderliggende beleggingsfonds)

In het huidige klimaat van lage rentes is de impact op uw belegging extra groot.  Eigenlijk beoogt Di Rupo dat u onmiddellijk 2% dient af te geven en dus maar een klein rendement krijgt op 98% ….

Reken daarbij nog instapkosten (3%), uitstapkosten en beheerkosten …  Heeft instappen in zo een beleggingsproduct nog wel zin?

Probeer dan maar eens te sparen voor “uw oude dag” of voor “uw nabestaanden”.

Voorlopig blijven de stortingen VAPZ, pensioensparen en schuldsaldoverzekeringen wel gevrijwaard. Hier blijft de taks 0%.

Ook de taks die uw vennootschap stort in een individuele pensioentoezegging (IPT) wordt niet verhoogd. Maar dit tarief was al verhoogd naar een taks van 4,4%.

Voor uw groepsverzekering wordt ook geen hogere taks voorzien.
Maar hier is dan wel speciale bijdrage !!! (het kind moet een naam hebben…) Stort uw vennootschap op jaarbasis meer dan € 30.000 in een IPT of groepsverzekering (bv. in het kader van een zgn. backservice), dan wordt daar al 1,5% op ingehouden.

Eerder dit jaar werd al beslist om o.a. de tarieven op te trekken waaraan bepaalde uitkeringen belast worden. Een uitkering van uw groepsverzekering op uw 60ste of 61ste wordt zo veelal een stuk minder interessant.

Vergeten wij tenslotte ook niet dat tot eind 2011 het tarief van de belastingvermindering op het langetermijnsparen (pensioensparen en levensverzekeringen met een fiscaal voordeel) berekend werd tegen de “bijzondere gemiddelde aanslagvoet” wat betekent dat het tarief van de belastingvermindering afhankelijk was van de hoogte van uw belastbaar inkomen. Dat tarief kon nooit lager liggen dan 30% en ook niet hoger dan 40%.

Vanaf 1 januari 2012 wordt de belastingvermindering vastgelegd op een eenvormig vast tarief van 30%.

De maximale premies voor pensioensparen en levensverzekering met een fiscaal voordeel bedroegen:

  • voor pensioensparen inkomstenjaar 2012: 910 €, voor pensioensparen inkomstenjaar 2013: 940 €
  • voor levensverzekering met een fiscaal voordeel inkomstenjaar 2012: 2.200 €, voor inkomstenjaar 2013: 2.260 €

Alleen deze laatste wijziging kostte bij de meesten van ons al snel 300 € per jaar ….

Kunnen wij al deze maatregelen niet gaan bestempelen als diefstal op ons spaargeld??

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Hoe wordt de terbeschikkingstelling van een tankkaart belast?

De belasting van een tankkaart verschilt naargelang deze tankkaart samen met een bedrijfswagen ter beschikking wordt gesteld of niet.

Tankkaart en bedrijfswagen:

  • geen belastbaar voordeel voor de beroepsmatige verplaatsingen,
  • belastbaar forfaitair voordeel bij het persoonlijk gebruik.

Enkel tankkaart:

  • belastbaar voordeel van alle aard inzake het privé-gebruik en het woon-werkverkeer,
  • geen belastbaar voordeel voor de beroepsmatige verplaatsingen.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Forfaitaire verblijfsvergoedingen voor opdrachten in het buitenland: nieuwe bedragen vanaf 01/04/2014

Vanaf 1 april 2014 zijn er nieuwe bedragen van de forfaitaire verblijfsvergoedingen voor opdrachten in het buitenland van toepassing.

De volledige lijst zoals deze op 27/03/2014 werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad vindt u in onderstaande link.

Link Belgisch Staatsblad dd. 27032014

 

INHOUDELIJK

Voor kortstondige verblijven in het buitenland kunnen ambtenaren van een forfaitaire verblijfsvergoeding genieten. Daar deze vergoedingen voor buitenlandse reizen door de fiscale administratie als ernstig worden aanvaard, kunnen ook werknemers die in de privé-sector worden tewerkgesteld hiervan genieten.
Deze bedragen zijn vastgesteld per land.

Er zijn 2 soorten vergoedingen:

  • De huisvestingskosten: Dit zijn de maximum-richtprijzen voor hotels. Best doet U er echter aan om de werkelijke facturen in te boeken (bedragen zijn meestal hoger).
  • De dagelijkse forfaitaire verblijfsvergoedingen: Dit betreft een forfait voor kleine uitgaven en maaltijdkosten.

 

TE BEWIJZEN 

  • u moet kunnen bewijzen dat u in het buitenland was voor zaken,
  • het beroepsmatige karakter moet bewezen worden (inkomticket beurs, mails over afspraken, verslagen van meetings, factuur hotel),
  • u moet minstens 10 uur weg zijn als u op 1 dag heen- en terugreist. Indien er een overnachting bij is, dan tellen de dag van vertrek en de dag van terugkomst slechts voor een halve dag. De zakenreis mag in principe niet langer duren dan 30 opeenvolgende kalenderdagen.

Het betreft hier een NIET-BELASTBARE terugbetaling van eigen kosten. Dit betekent dat deze kosten aftrekbaar zijn voor de werkgever die ze toekent en niet belastbaar zijn bij de werknemer die ze ontvangt.

Aan de RSZ werd de vraag voorgelegd of deze fiscale bedragen ook door de RSZ werden aanvaard. De RSZ heeft hierop positief geantwoord. Voor de RSZ dekken deze forfaits evenwel uitsluitend de kosten van maaltijden, drank, het gebruik van plaatselijke vervoermiddelen en andere kleine uitgaven, met uitsluiting van reis- en logementskosten. Deze laatste moeten bewezen worden door middel van facturen.

Let wel op: U dient aan Uw sociaal secretariaat deze kosten op te geven. Zij dienen immers op de individuele fiche MET BEDRAG vermeld te worden.

De nieuwe circulaire (15/04/2011) heeft onopvallend een verstrenging (verduidelijking …) toegevoegd:

  • Indien uw beroep bestaat uit dagelijkse verplaatsingen naar het buitenland, dan vindt de fiscus dat dit niet in aanmerking kan komen. Het moet gaan over “dienstreizen”.
  • Alleen sedentaire functies komen in aanmerking: d.w.z. dat u hier in België uw vaste plaats van tewerkstelling moet hebben.

In onderstaande links vindt u telkens de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de lijst van verblijfsvergoedingen voor opdrachten in het buitenland vanaf 2010.

Link Belgisch Staatsblad dd. 01/04/2010

Link Belgisch Staatsblad dd. 09/05/2011

Link Belgisch Staatsblad dd. 30/03/2012

Link Belgisch Staatsblad dd. 06/05/2013

 

De Federale Overheidsdienst voor Financiën publiceerde een verduidelijkende handleiding bij de tabellen, Circulaire nr. Ci.RH.241/534.514 (AOIF 17/2006) dd. 11.05.2006, die u in volgende link terugvindt.

Website Fisconet

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Forfaitaire dagvergoedingen dienstreizen in België

Sinds 1 juni 2011 zijn de dagvergoedingen (die niet jaarlijks geïndexeerd worden) verhoogd.

Voor kortstondige verblijven in het buitenland kunnen werknemers/bedrijfsleiders van een forfaitaire verblijfsvergoeding genieten. Zo een systeem bestaat eigenlijk ook voor dienstreizen in België.

Werknemers/bedrijfsleiders die regelmatig onderweg zijn in opdracht voor hun zaak kunnen hiervoor vergoed worden met een forfaitaire dagvergoeding. De Administratie gaat ervan uit dat de werknemer/bedrijfsleider wel 5 uur onderweg moet zijn om hiervan te genieten. De middag moet in die 5 uur dan wel begrepen zijn.

Men moet echter wel een zeer degelijke verantwoording kunnen voorleggen. Kent men dergelijke vergoedingen toe, dan kan men best in een agenda aantonen naar waar, naar wie en hoelang de werknemer/bedrijfsleider weg was.

Onze tabel die deze vergoeding aangeeft, werd heden aangepast.

Deze regeling geldt enkel voor vennootschappen en niet voor eenmanszaken.

 

Gevolgen op fiscaal vlak:

De forfaitaire vergoedingen, die de werkgever toekent als terugbetaling van verblijfskosten gemaakt door een werknemer tijdens zijn beroepsverplaatsingen, zijn niet belastbaar voor de werknemer.
Voor de vennootschap is die vergoeding voor 100% aftrekbaar. Het zijn geen ‘gewone’ restaurantkosten in de fiscale zin van het woord en dus hoeft de aftrek ervan niet beperkt te worden.

 

Gevolgen op sociaal vlak:

In zijn instructies van het 3de kwartaal 2010 vermeldt de RSZ een lijst van de verschillende posten waarvoor de RSZ een forfaitaire raming aanvaardt, alsook de bedragen en de voorwaarden waarin zij mogen worden toegepast. De RSZ aanvaardt vandaag 30 euro voor een overnachting.

Dit bedrag wordt beperkt tot de dagen waarop de werknemer moet blijven logeren in de omgeving van een werf of van een werkplek wanneer het omwille van de afstand voor hem niet redelijk is naar huis te keren. Dit bedrag dekt de kosten van avondmaal, overnachting en ontbijt.

Wanneer de werknemer niet blijft logeren, aanvaardt de RSZ de toekenning van volgende bedragen:

  • een baanvergoeding van 8 EUR;
  • een vergoeding van 6 EUR voor maaltijdkosten wanneer de werknemer geen eten kan meenemen. Die maaltijdvergoeding kan niet worden toegekend wanneer de werknemer maaltijdcheques met een patronale tegemoetkoming krijgt.

Verder legt de RSZ de volgende voorwaarden op en preciseert bovendien:

  • de vergoedingen voor verblijfskosten gelden slechts voor niet-sedentaire werknemers. Met niet-sedentair bedoelt de RSZ de werknemer die zich in de loop van de dag moet verplaatsen en dus niet kan beschikken over de sanitaire installaties van de werkgever of van een filiaal van hem (bijvoorbeeld: toiletten, stortbaden, eetzaal). De werknemer moet dus privé-accommodatie gebruiken;
  • de niet-sedentaire werknemer moet meer dan 4 uur op een dag op de baan zijn;
  • er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen de hiërarchische niveaus (zoals in de fiscaliteit);
  • de werknemers die één of meer opeenvolgende dagen op dezelfde plaats werken (bijvoorbeeld op een werf) of bij dezelfde opdrachtgever, hebben niet de hoedanigheid van niet-sedentaire werknemer. De RSZ stelt dat die plaats de plaats van tewerkstelling wordt en dat de werknemer er gebruik kan maken van de sanitaire installaties (tenzij het tegengestelde kan worden aangetoond). Alleen in dat geval kan er gedacht worden aan de toekenning van maaltijdcheques.

Spijtig uiteraard dat men alles zo ingewikkeld maakt…

 

Die vergoeding is in principe ook combineerbaar met andere onkostenvergoedingen:

Met een gewone forfaitaire onkostenvergoeding:

De binnenlandse dagvergoeding betreft een terugbetaling van maaltijdkosten en uw forfaitaire algemene onkostenvergoeding dekt mogelijks andere kosten, zoals kleine uitgaven onderweg, nutsvoorziening voor uw bureau thuis, e.d.

 

Met de terugbetaling van werkelijke kosten:

Dit kan op voorwaarde uiteraard dat de werkelijke kosten die u laat terugbetalen niet slaan op het restaurantbonnetje van de dag waarop u een binnenlandse dagvergoeding opneemt…
Wat als u al maaltijdcheques heeft?

Men kan deze onkostenvergoeding nog wel combineren, maar men moet wel rekening houden met het feit dat het totale bedrag voor die dag “forfaitaire dagvergoeding + maaltijdcheques” niet méér bedraagt dan de maximale uit te betalen dagvergoeding.

 

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




De tolerantie voor premies van retroactieve levensverzekeringen wordt afgeschaft

Een nieuwe circulaire (nr. CI.RH.331/592.750 (AOIF 16/2009), 10 maart 2009 ) bepaalt dat vanaf 1 januari 2010 premies van retroactieve levensverzekeringen niet langer in aanmerking komen voor het langetermijnsparen.

Tot op heden was deze retroactieve tolerantie vrij handig voor ons om het resultaat bij hoge winsten te optimaliseren. Vele van onze klanten konden op deze manier beduidend minder belastingen betalen.

De betaalde premies van levensverzekering/groepsverzekeringen zijn immers fiscaal aftrekbaar.

Voortaan zal dus nog voor het einde van het boekjaar deze optimalisatie moeten besproken worden.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Aftrek kinderopvangkosten

In een administratieve circulaire (Circ. RH 26/575.199, AOIF 31/2006 van 20/07/2006) worden meer verduidelijkingen gegeven in verband met de aftrek van kinderopvangkosten die van toepassing zijn vanaf AJ. 2006, dwz. vanaf 1 januari 2005 (er gebeurden hierbij belangrijke uitbreidingen).
Het betreft het fiscaal aftrekbaar bedrag van 11,20 euro per dag.
Hierna volgt een beknopte samenvatting.

  • Vanaf 2005 werd de leeftijdsvoorwaarde opgetrokken van 3 naar 12 jaar. Op datum van de opvang moet het kind dus jonger zijn dan 12 jaar.
  • De leeftijdsvoorwaarde voor de toeslag op de belastingvrije som blijft behouden op 3 jaar.
  • De opvangvoorzieningen werden uitgebreid:
    • onthaalmoeder of kinderdagverblijf erkend door Kind en Gezin
    • instellingen of opvangdiensten onder toezicht van Kind en Gezin OF door lokale openbare besturen of de besturen van de Gewesten en Gemeenschappen, zoals Chiro, Scouts, sportkamp Bloso
    • kleuter of lagere school of instelling verbonden met deze school
  • De wettelijke definitie van kinderoppaskosten= het vergoeden van een kinderoppas buiten de normale lesuren tijdens dewelke het kind onderwijs volgt.
  • Sneeuwklassen, schoolexcursies e.a.: deze zijn niet aftrekbaar, omdat deze tijdens de normale lesuren plaatsvinden en omdat deze deel uitmaken van het studieaanbod en door de school georganiseerd worden.
  • De kosten voor opvang buiten de normale schooluren, ingericht door een school of erkend door een openbaar bestuur zijn wel aftrekbaar.  Het gaat hier over voor- en naschoolse opvang, internaatkosten, vakantiekampen, speelpleinwerking.
  • Enkel de eigenlijke opvangkost is aftrekbaar. Lidgelden, maaltijdkosten, uniformkosten, … zijn echter niet aftrekbaar.
  • Indien de opvangkosten forfaitair worden aangerekend, dan komt het volledige forfait voor aftrek in aanmerking, welke beperkt is tot 11,20 euro per dag per kind.
  • Het kind waarvoor de kosten worden afgetrokken moet fiscaal ten laste zijn van de belastingplichtige.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Gedeeltelijke terugvordering accijnsverhoging professionele diesel

Het cliquetsysteem, zijnde de gedeeltelijke terugvordering van accijnsverhogingen op professionele diesel, werd opnieuw ingevoerd. Vanaf januari 2009 kan u opnieuw teruggave vragen van accijnzen op professionele diesel. Hiervoor dient u voorafgaandelijk een vergunning aan te vragen, voor zover u dit nog niet zou gedaan hebben in het verleden.

Tekst, uitleg en aanvraagformulieren kan u vinden op FinForm, de elektronische documentendatabank van de fiscus:

Website MyMinfin

Via deze website kan u via uw elektronische identiteitskaart of uw token het vak “u hebt toegang tot” aanduiden en daar het scherm invullen als volgt:

Administratie: Douane en Accijnzen en Thema: Accijnzen

 

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Verlaging BTW-tarief in de horeca vanaf 01/01/2010

Vanaf 01/01/2010 gelden er 3 tarieven in de horeca:

  • 6% voor meeneemmaaltijden
  • 12% voor maaltijden die ter plaatse worden verbruikt
  • 21% voor dranken


Wie kan van de verlaging genieten?

  • traditionele restaurants en dergelijke, brasseries, …
  • fastfood- en zelfbedieningsrestaurants,
  • restauratie in schouwburgen (theaters, clubs, …), musea, handelscentra, … , die over een ruimte beschikken die speciaal is ingericht voor verbruik ter plaatse,
  • bedrijfskantines en -messes,
  • maaltijden verstrekt in vol- of halfpension in hotels, gastenkamers,
  • cafetaria’s, bars, cafés, tearooms, …


Wat valt niet onder het 12%-tarief?

  • de levering van bereide maaltijden en van dranken dient belast te worden tegen het BTW-tarief dat geldt voor de geleverde goederen (6% of 21%),
  • drank bij maaltijden voor verbruik ter plaatse (alcoholische en niet-alcoholische dranken),
  • de terbeschikkingstelling van een gemeubileerde kamer met ontbijt.


Geregistreerd kassasysteem

Eén van de voorwaarden, die op 01/01/2010 in werking treedt, is de verplichting voor exploitanten van inrichtingen waar regelmatig maaltijden ter plaatse worden verbruikt (minstens 10% van de omzet) om een geregistreerd kassasysteem aan te schaffen of om met de leverancier af te spreken om het reeds aanwezige systeem aan te passen.

De verplichting geldt vanaf 01/01/2010 voor starters en overnemers. Voor reeds gevestigde uitbaters is er een overgangsperiode voorzien tot 31/12/2012.

Het kassaticket van het geregistreerde systeem vervangt het BTW-bonnetje. Op het kassaticket moet een opsplitsing gemaakt worden tussen de verschillende BTW-tarieven.

Voor zelfstandigen in de overgangsregeling blijft de regeling van het BTW-bonnetje van toepassing tot de ingebruikname van een geregistreerd kassasysteem.


Minimale technische eisen voor het geregistreerd kassasysteem

  • onveranderlijkheid van de ingebrachte gegevens, vanaf het moment van invoer in het kassasysteem tot op het einde van de wettelijke bewaartermijnen (= 7 jaar),
  • bewaring van alle ingebrachte gegevens, gelijktijdig met de aanmaak van een kassaticket, in een elektronisch journaal of journaalbestand; dit bevat tevens elke wijziging van de software of programmaparameters en elk gebruik van specifieke functionaliteiten,
  • de mogelijkheid tot verificatie door de bevoegde controleambtenaren,
  • een minimum verplichte inhoud van het kassaticket,
  • een verplichte aanmaak van een dagelijks financieel Z-rapport en een dagelijks gebruiker Z-rapport die de verkopen en het gebruik van de andere functionaliteiten van de kassa tijdens de openingsperiode samenvatten,
  • een verplichte registratie van alle fictieve dienstprestaties uitgevoerd in het kader van een vorming,
  • uitgerust met een module, die op onherroepelijke en veilige manier, relevante data van de kassatickets opslaat, verwerkt tot een algoritme en eventueel andere controlegegevens die worden afgedrukt op het kassaticket en die toegankelijk zijn voor de controleambtenaren.


Verplichte vermeldingen kassaticket van het geregistreerd kassasysteem

  • volledige benaming “BTW-kassaticket”,
  • datum en uur van uitreiking van het kassaticket,
  • volgnummer, genomen uit een ononderbroken reeks,
  • identificatie van de dienstverlenende belastingplichtige door vermelding van naam of maatschappelijke benaming, adres en BTW-identificatienummer,
  • identificatie van de gebruiker,
  • gebruikelijke benaming van iedere verrichte handeling met hoeveelheid en bedrag,
  • bedrag van de verschuldigde belasting en gegevens aan de hand waarvan het bedrag kan worden berekend,
  • identificatie van de kassa/terminal,
  • korting en teruggegeven bedragen,
  • algoritme berekend op basis van de vermeldingen opgenomen in de voorgaande punten.

 

Link Koninklijk Besluit dd. 30/12/2009

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)