1

Bouwbedrijven hebben eindelijk de langgevraagde lastenverlaging op de lonen!! Neem onmiddellijk actie!

Om de concurrentiestrijd met goedkope Europese werkkrachten te kunnen aangaan, werd een nieuwe maatregel aangekondigd: de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.

Vanaf 1 januari 2018, met terugwerkende kracht dus, bedraagt deze vrijstelling 3% van het belastbaar loon (behalve vakantiegeld, eindejaarspremie en achterstallige bezoldigingen). Deze 3% mag afgetrokken worden van de bedrijfsvoorheffing die u dient door te storten.

Net op tijd aangekondigd om ervoor te zorgen dat kwartaalaangevers deze aftrek al kunnen verwerken in hun aangifte van april 2018!! Maandaangevers kunnen deze aftrek voor maart ook reeds in april aanvragen, maar zullen een rechtzetting moeten vragen voor januari en februari.

Vanaf 2019 zou de lastenverlaging al gaan om 6% van het belastbaar loon en vanaf 2020 om 18% van het belastbaar loon.

Ook erkende uitzendondernemingen die uitzendkrachten ter beschikking stellen van bouwbedrijven kunnen van deze maatregel gebruik maken.

 

Voorwaarden:

  • Het moet gaan om werken in onroerende staat (volgens de BTW-reglementering) die verricht worden op werven (dus ook bv. voor elektriciens, schoonmaakbedrijven).
  • Werknemers moeten minstens 1/3 van hun arbeidstijd op werven werken. Werknemers die enkel in het atelier werken komen niet in aanmerking.
  • Werknemers moeten in ploeg werken. Maar 2 werknemers worden als een ploeg gezien. Zij moeten hetzelfde werk of (belangrijk!) complementair werk uitvoeren.
  • De werknemer moet een minimaal loon krijgen van € 13,75/uur (wordt jaarlijks geïndexeerd).
  • Er dient een bijzondere aangifte gedaan te worden in de bedrijfsvoorheffing (via sociaal secretariaat).

 

Tip: Iedereen die in aanmerking denkt te komen, neemt zo snel mogelijk contact op met zijn loonsecretariaat. Uzelf zal aan het loonsecretariaat wel moeten doorgeven wie van uw werknemers in aanmerking komt.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Wijziging opzegtermijnen tijdens de eerste maanden van de tewerkstelling.

In 2014 trad de wet op het eenheidsstatuut in werking. Deze wet legt de opzegtermijnen vast die de werkgever en werknemer in acht moeten nemen bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De afschaffing van de proefperiode in 2014 was een rem op de aanwervingen. Met de nieuwe, lagere opzegtermijnen voor nieuwe werknemers verdwijnt de noodzaak om met duurdere interimkrachten te werken in de eerste fase van hun tewerkstelling.

Wat houdt de wet op het eenheidsstatuut in?

  • Berekening van de opzeggingstermijn enkel nog in functie van de anciënniteit die de werknemer heeft opgebouwd bij de werkgever.
  • Dezelfde termijnen voor arbeiders, bedienden en dienstboden.
  • Afschaffing van de proefperiode, met uitzondering van studenten, tijdelijke arbeid en uitzendarbeid.

Op 30 maart 2018 werd de wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze wet voert een wijziging van de opzegtermijnen in indien de werkgever een werknemer wenst op te zeggen tijdens de eerste maanden van de tewerkstelling.

De opzegtermijnen wijzigen als volgt:

Deze aanpassing zal gelden voor de opzeggingen die door de werkgever betekend worden vanaf 1 mei 2018.

Alle opzeggingen, betekend vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regeling op 1 mei, blijven al hun gevolgen behouden.

Wanneer u het ontslag van een werknemer overweegt die recent in dienst is gekomen, dan kunt u op basis van het overzicht (en diens anciënniteit) nagaan of u dit gunstiger in april of vanaf mei kunt doen. Indien de werknemer nog géén 4 maanden anciënniteit heeft bij de start van de opzeg, kunt u rekenen op een kortere opzeggingstermijn vanaf mei. Vanaf de vijfde maand tot en met de zesde maand is de nieuwe termijn één week langer.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Mag u als werkgever de privé-emails van uw werknemers controleren?

Een Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 5 september oordeelt dat een werkgever privé-emails van een werknemer, gevoerd met zijn professionele e-mailaccount, mag inkijken. Hierbij moeten echter een aantal strikte voorwaarden gerespecteerd worden.

Deze controle kan noodzakelijk zijn om twee redenen:

  • om de goede werking van de apparatuur te verzekeren
  • om de mogelijkheid te geven aan de werkgever een nader onderzoek te verrichten indien een vermoeden bestaat dat er misbruiken of overtredingen plaatsvinden van het gebruik van de communicatiemiddelen en informaticatools.

Werknemers durven zich wel eens verschuilen achter het grondrecht op respect op de persoonlijke levenssfeer (onder meer verwoord in de wetgeving inzake privacy van werknemers) om elk controlerecht van de werkgever uit te sluiten.

Ondanks dit behoudt de werkgever het recht om controle uit te oefenen op de naleving van de gegeven richtlijnen.

De belangrijkste instrumenten om deze controle mogelijk te maken zijn het arbeidsreglement en een bedrijfspolicy inzake gebruik van internet en e-mail.
De redenen hiervoor zijn dat:

  • een werknemer slechts kan gesanctioneerd worden indien de inbreuk en de mogelijke sancties in het arbeidsreglement zijn opgenomen
  • een uitdrukkelijke akkoordverklaring i.v.m. de interne bedrijfsregels door de werknemer beschikbaar moet zijn.


Welke regels moet u respecteren?

U kan de online communicatie van uw werknemers slechts controleren in zoverre voldaan is aan:

  • het finaliteitsbeginsel
  • het proportionaliteitsbeginsel
  • het transparantiebeginsel

 

Finaliteitsbeginsel:

  • het voorkomen van lasterlijke feiten
  • het beschermen van handels- en financiële belangen van de onderneming
  • het controleren van het naleven van de in de onderneming geldende beginselen en regels voor het gebruik enz.

 

Proportionaliteitsbeginsel

De inmenging in het privéleven van uw werknemer mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is om bovenvermelde doelstellingen te bereiken. Zo mag u slechts in het algemeen informatie verzamelen over het surfgedrag van uw werknemers, aantal uitgaande mails enz, zonder dat u deze gegevens mag individualiseren naar een concrete werknemer.

 

Transparantiebeginsel

Een controle op de elektronische communicatie moet transparant zijn. De werknemer moet voldoende ingelicht worden over alle aspecten van de controle.

 

Besluit: internet en e-mail gebruik policy is een must!

Wil u dus een systeem voor controle op elektronische communicatie toepassen, dan moet u uw werknemers daarvan vooraf op de hoogte stellen.

Uiteraard moeten uw werknemers goed weten welke gedragsregels van toepassing zijn en wat u mogelijkerwijze zal controleren. Een goede internet en e-mailgebruik policy is dan ook van belang.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Zomerakkoord 2017: sociale maatregelen voor de zelfstandigen

De regering keurde op 26 juli een pakket hervormingen goed. Daarin zitten enkele maatregelen die  het sociaal statuut van de zelfstandigen verbeteren.

Een verlaging van de sociale bijdragen in de eerste 2 startersjaren, 500 euro vrij van bijdragen en belastingen voor specifieke activiteiten, halvering van de carensperiode bij ziekte, afschaffing van de eenheid van loopbaan bij pensioen,… Het zomerakkoord had heel wat in petto.

Hierna volgt een overzicht. Deze maatregelen gaan in vanaf 2018, tenzij anders aangegeven.

 

Sociale bijdragen:

  • Nu betalen beginnende zelfstandigen in hoofdberoep 20,5 procent van hun inkomsten het eerste jaar, met een minimum van 681,43 euro per kwartaal (forfaitair geschat op netto-beroepsinkomsten 13.296,45 euro per jaar)
  • De sociale bijdragen in de eerste twee startjaren worden verlaagd. Op basis van het barema van 2017 zou dat geven:
    – eerste jaar: 1/3 van de minimumbijdrage of 234,07 euro per kwartaal (incl. beheerskosten);
    – tweede jaar: 2/3 van de minimumbijdrage of 468,14 euro per kwartaal (incl. beheerskosten).

 

Vrijetijdswerk social profit en deeleconomie:

  • Wie minstens 80 % in hoofdberoep werkt – ook een zelfstandige – zal via ‘vrijetijdswerk’ tot 500 euro per maand of 6.000 euro per jaar kunnen bijverdienen zonder belastingen of sociale bijdragen te betalen. Het moet gaan over specifieke functies in de social profit (sportcoach, scheidsrechter, naschoolse kinderopvang, dirigent van het plaatselijk koor, inslapen bij mindervaliden, lesgever bij een cultureel-educatieve organisatie, seingever bij evenementen, …).
  • Idem voor activiteiten in de deeleconomie (erkende internetplatformen), al geldt daar de 80 %-werknorm niet.
  • Idem voor ‘burger-tot-burger activiteiten’. Dit concept moet de regering nog wel uitwerken.

 

Ziekteverzekering:

  • Bedienden hebben gedurende de eerste 30 dagen van hun ziekte recht op gewaarborgd loon. Dit geldt ook voor arbeiders. Zelfstandigen hebben dit nu niet.
  • De carensmaand, namelijk de niet-vergoedbare periode, in de verzekering arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen, wordt gehalveerd. De arbeidsongeschikt erkende zelfstandige zal dus recht hebben op een uitkering na 14 dagen.
  • De bedragen die zullen uitgekeerd worden zijn: alleenstaande 44,95 euro, samenwonende 34,47 euro, met gezinslast 56,17 euro.

 

Pensioenen:

  • Het minimumpensioen van de werknemers verhoogt met 0,7 % voor gepensioneerden met volledige loopbaan. Traditioneel volgt dan ook een verhoging voor de zelfstandigen.
  • De eenheid van loopbaan in de pensioenberekening wordt geschrapt. Men berekent pensioen nu op maximum 45 jaar, ook al heeft men langer gewerkt. Een loopbaan van 46/45 of hoger wordt dus mogelijk. Voor gelijkgestelde dagen boven de eenheid zal er echter geen pensioenrecht zijn, tenzij ze voordeliger uitvallen dan de gewerkte dagen.
  • Vanaf 2019 wil de regering sleutelen aan de gelijkgestelde periodes zodat die minder pensioen opleveren dan de actieve periodes.
  • Vanaf 2019 zal er ook een systeem van deeltijds pensioen ingevoerd worden, zowel voor werknemers als voor zelfstandigen. Men kan dan deeltijds blijven werken en dus pensioenrechten blijven opbouwen.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




NIEUW: maaltijdcheques van € 8

Afbeelding MC

Vanaf 1 januari 2016 zijn de papieren maaltijdcheques volledig vervangen door elektronische maaltijdcheques.

Tevens is de maximale waarde van een maaltijdcheque vanaf 1 januari 2016 van 7 naar 8 euro gestegen.

Het wettelijk kader rond elektronische maaltijdcheques is nu als volgt:

  • vrij van sociale lasten;
  • de begunstigde wordt niet belast;
  • cheques 12 maanden geldig;
  • maximale bijdrage van de werkgever: € 6,91; minimale bijdrage van de begunstigde: € 1,09;
  • voor de werkgever is er per cheque per dag € 2 fiscaal aftrekbaar;
  • de fiscale aftrekbaarheid van € 2 is ongeacht of u effectief uw werkgeversbijdrage optrekt of niet;
  • de toekenning dient vastgelegd te zijn in een collectieve of individuele overeenkomst;
  • geldig voor de aankoop van maaltijden en voedingsmiddelen die geschikt zijn voor consumptie;
  • de maaltijdcheque kan ook gegeven worden aan de zaakvoerder;
  • de toekenning van maaltijdcheques wordt geregeld via een collectieve of individuele arbeidsovereenkomst. Vergeet deze laatste niet op te maken;
  • je krijgt een maaltijdcheque per effectief gepresteerde werkdag. Niet meer of niet minder, anders zijn de wettelijke voorwaarden niet vervuld.

 

Elektronische maaltijdcheques bieden extra voordelen tegenover papieren maaltijdcheques:

  • Elektronische cheques worden opgebruikt in functie van hun geldigheidsdatum: de oudste eerst (cheques kunnen niet meer worden vergeten);
  • Elektronische cheques kunnen worden opgesplitst: het saldo blijft beschikbaar op de kaart (op papieren cheques wordt niet meer teruggegeven).



Loonbonus: om even over na te denken…

‘Niet-recurrent resultaatsgebonden voordeel’, zo heet de loonbonus officieel.

Vrij vertaald: een premie die de werknemers krijgen als ze een bepaalde doelstelling bereiken. Enkele opties: een omzetstijging, een kostenvermindering of het behalen van een ISO-certificaat.

Prestaties die dus ondubbelzinnig aantoonbaar zijn. Al die ambities, mét de beloning ervoor, formuleert u nauwkeurig in een bonusplan. De overheid moet vervolgens dat plan nog goedkeuren.

 

Voorbeeld:

Totale kostprijs werkgever voor een bonus aan de werknemer: € 100. De werknemer ontvangt € 37,10.

Totale kostprijs werkgever voor een niet-recurrente loonbonus aan de werknemer: € 100. De werknemer ontvangt € 65,36.

De werknemer houdt maar liefst € 28,26 méér over van een niet-recurrente loonbonus, en dit terwijl de kosten voor de werkgever gelijk blijven.

De werknemer betaalt 13,07% sociale bijdragen op de bonus. Als werkgever betaalt u een bijzondere bijdrage van 33%. Verder is de premie helemaal vrijgesteld van belastingen. Bovendien is de loonbonus een aftrekbare beroepskost.

 

Hoeveel?

Maximaal € 3.219 bruto per jaar per werknemer.

 

Voor wie?

Iedereen.

 

Op te letten?

Dit voordeel moet u collectief toepassen (voor iedereen of voor een volledige groep medewerkers). Besteed ook de nodige aandacht aan het bonusplan, want alle voorwaarden moeten nauwkeurig beschreven worden.

(Bron: SD Worx e-book: 7 vaak vergeten extralegale voordelen)




Verlaging sociale bijdragen zelfstandigen vanaf 2016

De zelfstandigen betalen vanaf 2016 minder sociale bijdragen. Tot en met 2015 betaalt een zelfstandige 22% op zijn beroepsinkomsten. In 2016 en 2017 zal het tarief telkens met 0,5% dalen om vanaf 2018 uit te komen op 20,5%.

Ook voor startende zelfstandigen (eerste 3 jaren van de activiteit) zal het bijdragepercentage dalen. Tabel 1 geeft een overzicht van de evolutie in de komende jaren.

Tabel 1: percentage sociale bijdrage op jaarbasis
Dia1

 

De zelfstandigen zullen in de komende jaren dus bijdragen besparen. In tabel 2 vindt u enkele voorbeelden voor zelfstandigen vanaf het 4de jaar van de activiteit. Daarbij hebben we alleen rekening gehouden met de wettelijke sociale bijdrage, niet met de beheerskost van het sociaal verzekeringsfonds.

Tabel 2: jaarlijkse besparing in euro
Dia1

 

 

De overige bijdragepercentages wijzigen niet (hoogste inkomensschijf en gepensioneerden). Ook de berekeningsdrempels en -plafonds blijven dezelfde.

 

(Bron: Acerta)




Vanaf 1 januari 2016: geen werkgeversbijdrage op de eerste aanwerving voor onbepaalde duur en vermindering op de volgende vijf aanwervingen

Het voorstel zal in werking treden op 01/01/2016. Het gaat om twee maatregelen:

  • Levenslange vrijstelling van werkgeversbijdragen op de eerste werknemer die in dienst wordt genomen in de komende 5 jaar.
  • Vermindering van de sociale bijdragen voor de 2de tot de 6de aanwerving.  De huidige voordelen die betrekking hadden op de 1ste, 2de, 3de, 4de en 5de aanwerving worden respectievelijk verschoven naar de 2de, 3de, 4de, 5de en 6de aanwerving. De verminderingsbijdragen hierna vermeld zijn maximumforfaits die toegekend worden bij voltijdse tewerkstelling en bij volledige kwartaalprestaties.

Dia1

 

Opmerkingen:

  1. Deze informatie is onder voorbehoud, omdat de definitieve wetteksten nog niet beschikbaar zijn (dd. 07/12/2015). Na de publicatie wordt dit artikel dan ook aangepast.
  2. De doelgroepvermindering mag slechts toegepast worden op voorwaarde dat de werknemer minstens 27,5% prestaties bereikt in het betrokken kwartaal (voor personeel dat deeltijds werkt en horecapersoneel is dit geen voorwaarde).
  3. Bij deeltijdse tewerkstelling worden deze verminderingen geprorateerd.
  4. Voor 2016 mag de werkgever wel de verhoogde verminderingsbijdragen toepassen voor zijn werknemers die in dienst kwamen in 2015, maar enkel voor het resterend aantal kwartalen.
  5. Om de levenslange vrijstelling 1e werknemer te kunnen genieten, moet u een “nieuwe werkgever” zijn. Dit wil zeggen:
    – nooit een werknemer in dienst gehad
    – sedert tenminste 4 opeenvolgende kwartalen voorafgaand aan het kwartaal van indienstneming, niemand in dienst gehad
  6. Er zullen garanties worden ingebouwd om misbruiken te vermijden.
  7. Vanaf 2017 zouden deze bedragen nog verhoogd worden.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Het niet bijhouden van een afwijkingsregister heeft zware gevolgen!!

Wij stellen vast dat er de laatste tijd heel wat controles gebeuren op de uurroosters van deeltijdse medewerkers.


Wanneer wijkt de werknemer af van zijn uurrooster?

  • werkt op andere uren dan voorzien
  • werkt tijdens zijn pauze
  • werkt op andere dagen dan vermeld in het uurrooster

In praktijk komen er dus heel wat afwijkingen voor.  Iedere afwijking, per werknemer, moet vermeld worden in een afwijkingsregister.  Het is dus van groot belang om een afwijkingsregister in uw onderneming te hebben.  Een voorbeeld van een afwijkingsregister, opgesteld volgens een vast model met verschillende verplichte gegevens, vindt u in onderstaande link.

Link Afwijkingsregister

 

De controledocumenten moeten zich op een gemakkelijk toegankelijke plaats bevinden, zodat de inspectie ze op elk ogenblik kan controleren.  Bovendien geldt een specifieke bewaringsplicht: de documenten moet u, vanaf de inschrijving van de laatste vermelding, gedurende een periode van vijf jaar bewaren, tot het einde van de maand die volgt op het kwartaal waarin die laatste inschrijving is gebeurd.


SANCTIE:

De deeltijdse werknemers worden vermoed voltijds tewerkgesteld te zijn geweest (achterstallige RSZ-bijdragen dienen betaald te worden).

Strafsancties zijn mogelijk.

De wet heeft echter vastgelegd dat het om een weerlegbaar vermoeden gaat, maar onze ervaring leert ons dat men dan reeds de rechter dient te overtuigen …

 

Waar op letten bij het tewerkstellen van deeltijdse werknemers?

  • de deeltijdse werkt op vaste uren:
    • uurrooster vastleggen in de arbeidsovereenkomst
    • indien uurrooster wijzigt, dient men een bijlage bij het arbeidscontract te voegen
  • de deeltijdse werkt op wisselende uren:
    • een deeltijdse werkt bv. 30 uur per week, maar telkens op andere dagen en uren
    • het uurrooster dient minstens 5 dagen vooraf uitgehangen te worden op de werkplaats (of bv. via mail indien dit voorzien is in de CAO of het arbeidsreglement).
    • alle mogelijke uuroosters dienen steeds in het arbeidsreglement opgenomen te worden.
  • de deeltijdse werkt op andere uren of blijft langer door werken:
    • zoals hierboven beschreven, dient u dit alles te noteren in een afwijkingsregister.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Nieuw systeem van sociale bijdragen vanaf 1 januari 2015 – bijdrageverlaging of verhoging

Als zelfstandige betaalt u sociale bijdragen op uw inkomen. Het nieuwe systeem van inning dat op 1 januari 2015 is gestart, houdt in dat de sociale kas dezer dagen, eind januari 2015, een voorlopige verplichte bijdrage vordert.
Let goed op, anders dan vroeger is dit een voorlopige verplichte bijdrage, en kan u vermindering of verhoging vragen. Dus informeer eerst bij uw ontzorger voor u betaalt.

Waar gaat het over?

  • De sociale bijdragen worden vanaf 1 januari 2015 berekend op basis van het inkomen van het jaar zelf, dus 2015.
  • De sociale kas stuurt de zelfstandige eind januari 2015 een afrekening met een voorlopige verplichte bijdrage toe, berekend op basis van het netto-belastbaar inkomen als zelfstandige in 2012.
  • Dit is dus in tegenstelling tot vroeger een voorlopige verplichte bijdrage en geen definitieve bijdrage, er volgt nadien een afrekening. (2017)
  • Is er ten overstaan van uw netto-belastbaar inkomen als zelfstandige in 2012 een wijziging in vergelijking met 2015, dan is dringend ingrijpen een noodzaak.
  • Men kan enkel bijdrageverlaging vragen als men gemotiveerd kan aantonen dat het netto-belastbaar inkomen van 2015 lager zal liggen dan 12.870 € (kwartaalbijdrage 729 €) of 25.300 € (kwartaalbijdrage 1.458 €) per jaar. De motivatie is tweeledig: enerzijds een korte algemene motivatie en anderzijds bewijsstukken die de inkomstendaling aantonen.
    Enkele voorbeelden:

– meer dan 1 gedwongen invordering van minder dan 3 jaar geleden die gedeeltelijk oninbaar werd verklaard
– ziekte, ongeval, handicap, …
– bevalling van de zelfstandige zelf
– fysieke ongeschiktheid of juridische onbekwaamheid gedurende minstens 3 maanden
– faillissement van een belangrijke klant
– dalen van het aantal werknemers of werkende vennoten
– een geschokt bankkrediet (weigering, opzegging, …)
– ongevallen of rampen die de normale uitoefening van de activiteit belemmeren of verhinderen
– een afbetalingsplan bij de RSZ, de BTW of de belastingen bekomen

  • De aanvraag tot bijdrageverlaging kan pas als u begin 2015 uw voorlopige verplichte bijdrage afrekening heeft gekregen.
  • Een onterechte aanvraag voor verlaging wordt beboet met bijdrageverhogingen!! (3% per kwartaal en een éénmalige verhoging van 7% einde jaar)
  • Een bijdrageverhoging kan men best aanvragen als het netto-belastbaar inkomen 2015 t.o.v. 2012 gestegen is, anders zal later een zware afrekening volgen.
  • Er zal een omrekening naar een jaarinkomen gebeuren bij een onvolledig jaar of geen 4 kwartalen onderwerping in hetzelfde kalenderjaar.
  • Bij stopzetting van werkzaamheid zal er altijd nog een regularisatie volgen!!!! jaar N+2
  • Meerwaarden bij stopzetting tellen niet mee in de berekening voor de regularisatie: maar men moet zelf de aanvraag doen !!!

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)