1

Maatregelen inzake fraudebestrijding en betere inning van de belastingen

In het Belgisch Staatsblad van 28/12/2006 verscheen een publicatie van een nieuw artikel 52bis in het BTW-wetboek. Door dit nieuwe artikel kunnen BTW-ambtenaren een administratief bewarend beslag leggen op verdachte goederen.

Goederen worden als verdacht beschouwd wanneer:

  • de tussenkomende partijen bij de levering, intracommunautaire verwerving of invoer niet identificeerbaar zijn of,
  • de oorsprong, de hoeveelheid en de prijs of de waarde van de goederen niet kunnen vastgesteld worden.

De ambtenaren dienen een proces-verbaal van beslag op stellen dat de vastgestelde feiten en een omschrijving van de goederen, die het voorwerp uitmaken van het beslag, vermeldt. Dit proces-verbaal moet binnen de 24 uur volgend op de opmaak betekend worden.

Indien de belastingplichtige de oorsprong, de hoeveelheid, de kostprijs of de waarde van de goederen en de identiteit van de partijen kan bewijzen, dan wordt het beslag opgeheven.

Het beslag kan slechts gedurende 1 maand behouden worden, behoudens bekrachtiging door de beslagrechter.  De belastingplichtige kan ook de geldigheid van het beslag betwisten voor de beslagrechter.

Deze maatregel treedt in werking de tiende dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




De nieuwe wetgeving inzake schijnzelfstandigheid

Een werknemer is iemand die werkt onder het gezag van een andere persoon.

Schijnzelfstandigheid ontstaat wanneer twee partijen op zelfstandige basis samenwerken, doch waarvan één partij, de uiteindelijke schijnzelfstandige, in werkelijkheid zijn prestaties uitoefent onder het gezag van de andere partij.


Hoe kan men in het statuut van schijnzelfstandige geraken en waarom neemt men dit risico?

  • soms vraagt de werkgever aan de sollicitant om als “zelfstandige” te werken. De werkgever doet dit omdat de sociale zekerheidsbijdragen, die hij moet betalen voor een werknemer, vrij hoog zijn. Een zelfstandige kost veel minder.
  • soms is het de medewerker zelf die als schijnzelfstandige wil werken. Een werknemer die veel verdient, kost aan zijn werkgever heel veel aan sociale bijdragen. Voor een zelfstandige verhoogt de bijdrage echter niet meer vanaf een bepaald bedrag. Door als zelfstandige de bruto-kostprijs aan zijn werkgever te vragen, kan hij dus besparen op sociale bijdragen en meestal kan de “zelfstandige” zich fiscaal beter organiseren, waardoor hij minder belastingen dient te betalen en dus uiteindelijk netto meer verdient.

Schijnzelfstandigheid kan niet alleen een zeer dure grap zijn voor de werkgever, ook voor de “schijnzelfstandige” zijn er gevolgen.


Risico’s

Voor de werkgever:

Als de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid schijnzelfstandigheid op het spoor komt en de werkgever voor de rechtbank daagt, kan het zijn dat deze dan alle achterstallige bijdragen moet betalen. Hier boven op komen dan nog de bijdrage-opslagen van ongeveer 10% en de nalatigheidsintresten van ongeveer 7%. De RSZ kan vijf jaar teruggaan! Bovendien kan de werknemer de bijdragen, die hij als “schijnzelfstandige” betaald heeft, terugvorderen van de werkgever. Ook hier kan men vijf jaar teruggaan.

Ook op fiscaal vlak zal de werkgever dus verplicht kunnen worden bedrijfsvoorheffing te betalen op de uitgereikte vergoeding in de verlopen periode. Ook hier kunnen boetes en intresten gelden.

Op strafrechterlijk vlak kan de “werkgever” vervolgd worden wegens een sociaalrechtelijk misdrijf (ontduiking van sociale zekerheidsbijdragen) en hierop staan belangrijke geldboetes en zelfs gevangenisstraffen.


Voor de schijnzelfstandige:

Hij geniet minder voordelen dan een werknemer: geen recht op werkloosheidsvergoedingen, geen uitkeringen inzake de arbeidsongevallenverzekering of beroepsziekte, aansprakelijkheid voor eventuele schade, geen bevoorrechte schuldeiser bij een faillissement, … Daarom gebeurt het vaak dat schijnzelfstandigen plots beweren werknemer te zijn als er problemen opduiken.

Is er een herkwalificatie van “schijnzelfstandige” naar werknemer, dan kan de betrokken persoon ook nadien zijn rechten als werknemer laten gelden: stempelen, kinderbijslag, vakantiegeld, verbrekingsvergoedingen, … Opgelet: om deze vorderingen in te stellen, heeft de werknemer maar een korte verjaringstermijn.


Nieuwe wet (programmawet Belgisch Staatsblad 28/12/2006)

De wettekst bevestigt sommige algemene principes die de rechtbanken de voorbije jaren over schijnzelfstandigheid ontwikkelden en legt dus de vier algemene criteria vast, die gebruikt worden bij de beoordeling van de arbeidsrelatie. Het ontwerp voorziet in de mogelijkheid een lijst met specifieke criteria uit te werken die aangepast zijn aan de specifieke realiteit van een sector of een beroep. De keuze voor het statuut van zelstandige blijft vrij, maar is dus afhankelijk van deze vier nieuwe voorwaarden:

  • de vrije wil van partijen, d.w.z. de partijen dienen vrij te zijn in de keuze van hun samenwerkingsvorm
  • de vrijheid om de arbeidstijd te organiseren
    • De zelfstandige komt en gaat wanneer hij wil. Hij moet zich niet houden aan een strikte werktijdregeling, dient geen verlof aan te vragen, dient zijn afwezigheden niet te verantwoorden (ziekte e.d.).
    • De werknemer moet zich aan bepaalde uren houden, moet verlof aanvragen, moet zich verantwoorden bij afwezigheid.
    • Opmerking: de verplichting om tijdens bepaalde uren te werken wegens commerciële of organisatorische redenen en de verplichting om rekenschap van het tijdsgebruik te geven aan de opdrachtgever zijn echter neutrale criteria die de zelfstandigheid niet in de weg kunnen staan.
  • de vrijheid om zelf zijn werk te organiseren
    • De zelfstandige werkt hoe hij wil.
    • De werknemer dient de instructies van zijn werkgever zeer precies op te volgen.
    • Opmerking: algemene richtlijnen inzake de aard van de uitgevoerde activiteit of tot het behalen van vooropgestelde resultaten (bv. het afleveren van tijdstabellen, …), verplichtingen op vlak van organisatie (bv. een minimum aantal uren voorzien, …), of verplichtingen inzake commerciële aard (een bepaald beleid van de opdrachtgever volgen, niet-concurrerend werken) zijn echter neutrale criteria die de zelstandigheid niet in de weg mogen staan.
  • de mogelijkhied om hiërarchische controle uit te oefenen
    • De zelfstandige wordt niet gecontroleerd door de opdrachtgever.
    • De werknemer staat onder hiërarchische controle van de werkgever.
    • Opmerking: regels die worden opgelegd inzake specifieke controle van de samenwerking, maar die niet verwijzen naar de bekende sanctiemogelijkheden van een arbeids- of bediendencontract zijn neutrale criteria die de zelfstandigheid niet in de weg staan.

Als één van deze vier criteria niet in orde is, kan er geen sprake zijn van een zelfstandige overeenkomst.


Sociale ruling aanvragen is voorzien in de wet:

Voordat een werkgever met een zelfstandige in zee gaat, kunnen de twee partijen hun arbeidsrelatie voorleggen aan de nieuw op te richten “Commissie ter regeling van de arbeidsrelaties”. Op basis van bovengenoemde criteria en gedragingen zal deze commissie beslissen of er effectief sprake is van een zelfstandige activiteit. De uitspraak is bindend voor de RSZ en de RSVZ.

Maar er is meer. De uitspraak kan ook worden aangevraagd door één van beide partijen, in de loop van het contract of bij het einde daarvan. Als zich dus een geschil voordoet tussen de opdrachtgever en de zelfstandige, kan deze laatste zelf naar de commissie stappen om zijn arbeidsrelatie te laten beoordelen en bijvoorbeeld stellen dat hij eigenlijk altijd “werknemer” was en in een verkeerd statuut diende te werken.

Tegen een beslissing van de ruling kan echter steeds beroep aangetekend worden bij de rechter.


Rechtspraak

De rechtspraak maakte tot nu toe veel gebruik van de zogenaamde Unizo-formule om te oordelen of iemand al dan niet schijnzelfstandige is.

In deze formule zijn er twaalf criteria. Elk criterium krijgt een aantal punten in functie van de belangrijkheid ervan voor het bepalen van de effectieve zelfstandigheid van de betrokkene.

De formule is als volgt:

  • substantiële deelname in de winst, dwz. winst of verlies
    behoort tot de mogelijkheden:                                                 13 punten
  • belangrijke beroepsinvesteringen:                                           13 punten
  • verantwoordelijkheid en beslissingsmacht om met
    bedrijfsmiddelen de onderneming rendabel te houden:     13 punten
  • variabel inkomen zonder minimum inkomensgarantie:        9 punten
  • mogelijkheid om voor meerdere opdrachtgevers of
    klanten te werken:                                                                        9 punten
  • zich manifesteren als onderneming ten overstaan
    van derden:                                                                                    9 punten
  • beschikking over eigen bedrijfsruimte en -uitrusting:            4 punten
  • niet onderworpen aan interne controle- of
    sanctiemogelijkheid:                                                                    4 punten
  • aankoopvrijheid of vrije prijsbepaling:                                      4 punten
  • zelf arbeidstijd organiseren:                                                       9 punten
  • reële mogelijkheid om zelf geselecteerd personeel
    ten laste te hebben:                                                                     9 punten
  • zich contractueel als zelfstandige verbinden:                          4 punten

TOTAAL                                                                                …/100 punten

Indien de score:

  • lager dan 40: de betrokken persoon kan niet worden aanzien als zelfstandige.
  • boven de 60 punten: de betrokken persoon wordt geacht een zelfstandige te zijn
  • tussen de 40 en de 60 punten: dit is een twijfelgeval, hier bestaat het risico dat de betrokkene als schijnzelfstandige kan worden beschouwd.


Hoe kan men schijnzelfstandigheid in de beginne ontdekken?

De procedure ziet er als volgt uit: wanneer uit de aansluitingsverklaring van de zelfstandige blijkt dat de aangegeven beroepsbezigheid voordien uitgeoefend werd onder voorwaarden die aanleiding gaven tot onderwerping aan de sociale zekerheid van de werknemers, stuurt het Rijksinstituut een afschrift van de aansluitingsverklaring naar de RSZ.

Betwist de RSZ de aansluiting, dan moet zij dit aan het Rijksinstituut meedelen voor het einde van de tweede maand volgend op de datum van deze overzending.

Daarna volgt overleg tussen de beide overheidsdiensten. Wanneer de aansluiting ongegrond blijkt, wordt zij door het RSVZ vernietigd. Het Rijksinstituut stuurt die beslissing bij aangetekend schrijven naar de betrokkene. Het sociale verzekeringsfonds wordt eveneens op de hoogte gebracht.


Hoe kan schijnzelfstandigheid later ontdekt worden?

  • uiteraard door de Sociale Inspectiediensten zelf die zich nu beter kunnen gaan steunen op de nieuwe wet die voor die specifieke taak sterk gemotiveerd het terrein opgestuurd worden,
  • veelal door een discussie tussen “schijnzelfstandige” en werkgever.


Visie:

Om te toetsen of er een ondergeschikt verband voorhanden is, worden in de praktijk meerdere criteria gebruikt. Enkele voorbeelden:

  • Mag de zelfstandige ook voor andere opdrachtgevers werken?
  • Mag hij zijn werk in volle vrijheid regelen? Moet hij bijvoorbeeld op bepaalde dagen en uren komen werken, moet hij verlof aanvragen, moet hij uurregistraties maken op de tikklok van het bedrijf, …
  • Betaalt hij zelf zijn eigen bedrijfskosten of is het zijn “werkgever” die hem bijvoorbeeld een kilometervergoeding betaalt, hem een GSM van de zaak ter beschikking stelt, rijdt hij met een auto van de werkgever, …
  • Kan de zelfstandige zich voor de uitvoering van de opdracht laten vervangen door eigen personeel?

Belangrijk is ook dat de zelfstandige zich ook als een zelfstandige gedraagt:

  • Hij mag geen garantie hebben op een vaste vergoeding of loon, is er een minimuminkomen voorzien?
  • Hij moet kunnen aantonen dat hij een onderneming runt met producten of diensten. Hij moet zich ook zo aan de buitenwereld presenteren, visitekaartjes, eigen kledij, eigen briefwisseling, dus heeft hij meestal ook andere klanten, …
  • Hij moet werken met materiaal dat van hem is. Heeft de zelstandige eigen investeringen gedaan?
  • Hij moet in zijn eigen burelen kunnen werken, waarvan hij dus eigenaar is of huurder.
  • Draagt de zelfstandige wel degelijk een bedrijfsrisico?
  • Is er niet een samenwerkingscontract opgemaakt dat erg lijkt op een arbeidsovereenkomst: proefperiode, termijnen van opzeg van een contract, specifieke bepalingen van arbeiders of bedienden gekoppeld aan wetgeving ter zake?
  • Werkt men met de administratieve ondersteuning van de werkgever?
  • Is er voldoende kapitaalsvorming zodat de zelfstandige zelf zijn beslissingen kan nemen?

Bezint eer ge begint !!!

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Bouwen en wonen

Op de website “Bouwen en wonen” geeft de Vlaamse overheid heel wat informatie over huren-verhuren, kopen-verkopen, verbouwen, verhuizen, monumenten, sociale huisvesting, sociale lening, …..

Het is vast een website die je zeker moet raadplegen als je informatie zoekt over deze materie.

Website Bouwen en wonen

 

Een andere website die uw drang om informatie kan bevredigen is vitrine.be

Website Vitrine

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Werfmeldingsplicht voor aannemers

Tot en met 31/05/2009 zijn slechts de werkzaamheden die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité van het bouwbedrijf vallen aan de meldingsplicht onderworpen. De aangifte moet ingediend worden vooraleer de werken worden aangevat.

Vanaf 01/06/2009 rust de meldingsplicht aan de RSZ op elke aannemer die werken beoogt uit te voeren zoals ze zijn omschreven in artikel 20, §2 van het KB nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de BTW. Bovendien zal de aangifte verplicht elektronisch moeten gebeuren.

Indien tijdens de werken nieuwe onderaannemers zouden tussenkomen, moeten ook zij door de aannemer bij de RSZ worden gemeld voor hun tussenkomst.

Er worden enkele bijkomende vermeldingen opgelegd, zoals de begin- en einddatum van de werken die door elke onderaannemer worden uitgevoerd.

Doel: bepaling van de aard, belangrijkheid, de opdrachtgever en desgevallend de onderaannemers van de werken.

Uitzondering: De werfmeldingsplicht geldt niet voor de aannemer die geen beroep doet op een aannemer en waarvan het bedrag van de werken de 25.000,00 euro (exclusief BTW) niet overschrijdt.

Sanctie: boete gelijk aan 5% van het bedrag van de werken (exclusief BTW), die niet aan de RSZ werden gemeld.
Bij gebreke aan een tijdige kennisgeving aan de aannemer door de onderaannemer die zelf beroep doet op een onderaannemer riskeert de onderaannemer een boete gelijk aan 5% van het bedrag van de werken die hij in onderaanneming heeft toevertrouwd. De som die geëist wordt van de hoofdaannemer wordt verminderd met de som die door de in gebreke gebleven onderaannemer aan de RSZ verschuldigd is.
Er is bovendien een forfaitaire vergoeding verschuldigd van 150,00 euro per onjuist aangegeven inlichting.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Wordt 2011 het jaar waarin het bankgeheim verdwijnt?

Op 1 juli 2011 treedt een nieuwe wet in voege in verband met het bankgeheim en dit om de belastingontduiking te bestrijden.

In steeds meer landen stond het bankgeheim de laatste jaren ter discussie of werd het afgeschaft.
In sommige landen geldt nog steeds het absolute bankgeheim, maar in België bestaat zo een sluitend bankgeheim al lang niet meer.

Denken we maar even aan:

  • Sinds 1/1/2008 worden er geen anonieme aandelen, obligaties en kasbons meer uitgegeven. Alles dient nu aangekocht te worden via een effectenrekening. Alle in het verleden uitgegeven effecten moeten uiterlijk tegen 31 december 2013 omgezet zijn in effecten op naam of op een effectenrekening staan.
  • Bij een overlijden is de bank verplicht alle bankrekeningen te blokkeren en de fiscus te informeren over de stand van de rekeningen. Ook een eventuele kluis zal verzegeld worden. Binnen een periode van drie jaar voorafgaand aan een overlijden mag de fiscus alle vragen stellen aan een bank en dit om de successierechten te kunnen bepalen.
  • In het kader van een fiscaal bezwaarschrift geldt het bankgeheim niet langer.
  • In het kader van een indiciair onderzoek geldt geen sluitend bankgeheim. Personen met een bescheiden inkomen die grote luxe-aankopen doen, mogen zich zeker aan een controle verwachten.
  • Er is geen bankgeheim ten overstaan van de Amerikaanse fiscus. Is dit de voorbode van een overeenkomst met andere landen?
  • Bij de aankoop van een goed is een cash-betaling van meer dan 15.000 euro verboden.
  • Sinds 2007 moet elk grensoverschrijdend transport van contanten met een waarde van meer dan 10.000 euro aangegeven worden.
  • Wie op Belgisch grondgebied aankomt na een boot- of vliegtuigreis, moet aan de douane alle buitenlandse aankopen van meer dan 430 euro aangeven.
    Voor wie met de auto reist, geldt dat zelfs vanaf 300 euro. Op elk voorwerp met een waarde die die limiet overschrijdt, moeten accijnzen betaald worden.
  • Uitwisseling van gegevens tussen fiscale administraties van diverse Europese landen (bankrekeningen,onroerende goederen…).
  • Men wil het bankgeheim voor Nederlanders en andere buitenlanders met een rekening in België zo snel mogelijk opheffen. Men wil voorkomen dat België opnieuw op de zogenoemde ´grijze lijst´ van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) terechtkomt. Op die lijst staan landen die het niet zo nauw nemen met internationale samenwerking op fiscaal gebied. Ondertussen werden tientallen akkoorden met verschillende landen gesloten over de uitwisseling van onder meer bankgegevens.
  • Meldingsplicht van banken bij het vermoeden van witwassen van geld.


Nieuwe wet voor het bankgeheim in de maak om belastingontduiking te bestrijden.

De inwerkingtreding van deze nieuwe wet is voorzien tegen 1 juli 2011.
Voorheen kon de fiscus al, met het kenbaar maken van het onderzochte dossier, inlichtingen van derden vorderen (art.322, par.1 WIB 92).
Voortaan kan een financiële instelling eveneens als derde beschouwd worden in het geval dat de fiscus belastingsfraude of een indiciair tekort vaststelt (art.322, par.2 WIB 92).

Als voorwaarde om het bankgeheim op te heffen, stelt het compromis dat er aanwijzingen van belastingontduiking moeten zijn. Het akkoord bepaalt ook dat de gewestelijke directeur bevoegd is opdracht te geven om het bankgeheim op te heffen.
Lees goed: men spreekt hier over belastingsontduiking, niet over belastingsontwijking! Belastingsontwijking is de keuze van de minst belaste weg.
Er komt een apart bankregister van alle bankrekeningen en de fiscus zal dat kunnen inkijken als er vermoeden is van belastingontduiking.


Aanwijzingen van fiscale fraude kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • leveren van goederen en diensten zonder factuur, zelfs voor inkomende facturen zodat vermoed kan worden dat ook de inkomsten niet zijn aangegeven
  • facturatie van leveringen of dienstprestaties die niet zijn uitgevoerd
  • niet verantwoorde verschillen tussen BTW omzet en de omzet opgenomen in de boekhouding
  • geen reglementaire boekhouding, geen controleerbare stukken voor ontvangsten…
  • inlichtingen ontvangen door de fiscus, waaruit blijkt dat niet alle inkomsten werden aangegeven
  • vaststellingen van zwartwerk
  • het bezit van een bankrekening in het buitenland, zonder dat hiervan vermelding werd gemaakt in de aangifte personenbelasting
  • eenzelfde factuur met verschillende vermeldingen
  • aanvraag van belastingvoordelen, waarvoor de werken niet zijn uitgevoerd
  • niet te verantwoorden verschillen tussen offertes, facturen, bestelbons, transportdocumenten
  • niet te verantwoorden verschillen tussen loonopgaven en geboekte lonen
  • niet indienen van aangiften
  • een negatieve indiciaire berekening

Anderzijds dragen fouten in aftrekbare bestedingen, schrijffouten, telfouten, laattijdige indiening van aangifte, het ontbreken van voordelen alle aard, verkeerde juridische interpretaties, aangifte van inkomsten in verkeerde rubrieken, verkeerde toepassingen van aftrekbeperkingen etc niet het stempel van belastingfraude.


Procedure van eventueel opheffing van het bankgeheim


De fiscus zal echter nog steeds geen rechtstreekse toegang hebben tot informatie bij de banken zelf. Wenst de fiscus bijkomende informatie, dan zal hij zich eerst tot u dienen te wenden. Als u niet antwoordt of niet voldoende antwoordt dan kan de fiscus, via een bepaalde procedure, de bank om informatie vragen.


Praktisch gezien:

  • is het de taxatieambtenaar die een voorstel zal dienen te doen aan de gewestelijke directeur om het bankgeheim op te heffen.
  • de taxatieambtenaar zal moeten motiveren dat er aanwijzingen zijn van belastingfraude
  • dat hij bankrekeningen heeft opgevraagd, maar dat hij ze niet of onvolledig heeft gekregen
  • dat hij vermoedt dat de belastingplichtige rekeningen verborgen houdt.

Het is dan de gewestelijke directeur die zal oordelen:

  • of er voldoende aanwijzingen van fraude zijn
  • er een voldoende diepgaand onderzoek door de taxatieambtenaar is gebeurd
  • de gevolgde procedure correct is verlopen

De gewestelijke directeur kan dan:

  • gegevens van financiële rekeningen opvragen bij de Nationale Bank (bankregister)
  • hij kan een ambtenaar met minstens de graad van inspecteur de opdracht geven om het onderzoek verder te zetten en de rekeningen te onderzoeken
  • indien belastingplichtige niet wil meewerken kan deze inspecteur zich dan rechtstreeks wenden tot de banken
  • hij kan deze inlichtingen bekomen via een vraag om inlichtingen
  • gelijktijdig met deze vraag om inlichtingen zal de belastingplichtige hier aangetekend van verwittigd worden
  • of indien de rechten van de Schatkist in gevaar zijn, dan kan men de kennisgeving laten gebeuren max. 30 dagen na het verzenden van de vraag om inlichtingen.


Minnelijke schikking


Het akkoord voorziet ook in het verder uitbreiden van de regeling ‘minnelijke schikking’. Als u dus toch in de fout gaat, dan kan er getracht worden met de fiscus een akkoord te bereiken over de boete die u wil betalen.
Gegevens over fiscale fraude

En er blijkt nog heel wat fiscale fraude te zijn ….. Een studie van de ULB, in opdracht van het ABVV, heeft aangetoond dat de fiscale fraude in België zo’n 20 miljard euro bedraagt. Dat is 6 procent van het bnp. De fiscale fraude kost elke Belg dus 150 euro per maand! Die schatting ligt in lijn met studies van andere universiteiten die de voorbije jaren werden gepubliceerd.
De Bijzondere Belastinginspectie (BBI), die de grote belastingfraude opspoort, heeft vorig jaar 20 procent minder fraude ontdekt. Er is 830 miljoen euro aan belastingen en boetes opgelegd.

Ruim 2400 Belgen hebben vorig jaar aan de fiscus in hun land het bezit van zwart geld op buitenlandse rekeningen gemeld. Het ging om een bedrag van in totaal 702 miljoen euro. Dat was ruim drie maal zoveel als in het jaar ervoor en een record. De zwartspaarders maakten gebruik van een inkeerregeling die in 2006 werd ingevoerd. Ze biedt de mogelijkheid zwarte buitenlandse spaartegoeden te officialiseren. Volgens een woordvoerder van de Belgische overheid is het toenemend gebruik van de regeling te danken aan het afbrokkelen van het bankgeheim. Ook wisselen EU-landen steeds meer gegevens uit over banktegoeden van buitenlanders.


Vermogenskadaster

We bemerken meer en meer dat de overheid verschillende databanken (kadaster, registratie, inkomstenbelastingen, sociale kas…) met elkaar laat communiceren en dat daardoor de fiscus heel wat meer mogelijkheden krijgt om een register of vermogenskadaster aan te leggen en zo alle informatie van de Belgische belastingplichtigen, particulieren en ondernemingen samen te brengen.
De volledige afschaffing van het bankgeheim en het opstellen van een vermogenskadaster zijn immers van fundamenteel belang in de strijd tegen fraude. Maar de vraag is nog steeds: komt er een vermogenskadaster? En indien ja, wanneer?

Maar hopelijk komen al deze maatregelen er niet om de gewone Belgische ondernemer het zuur aan te doen, maar wel om de grote fiscale fraude op te sporen eenvoudiger te maken……


Tips:

  • Krijgt u van de fiscus een vraag om inlichtingen, bezorg ze ons dan onmiddellijk. Het niet antwoorden op een vraag om inlichtingen kan het begin zijn van heel wat miserie. Uiteraard kan je op verschillende manieren antwoorden op een vraag om inlichtingen. Hierin zullen wij u adviseren.
  • Houdt privé-rekeningen en de rekeningen van uw onderneming zeer strikt gescheiden.
  • Maak zelf eens uw indiciaire berekening, soms is het moeilijk om uitgaven van een bepaald jaar te verantwoorden met de inkomsten van dat bepaald jaar. Hebt u hiermee problemen, dan staan we uiteraard ter uwer beschikking.
  • Zeker bij het verwerven van onroerend goed, zeer luxueuze goederen, uitvoeren van schenkingen, ” vechtscheidingen “, moet er bij u een ” belletje ” gaan rinkelen !!!!

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Wijziging wetgeving woon-werkverkeer

Wanneer iemand zich verplaatst met een bedrijfswagen van zijn woonplaats naar zijn werk, dan ligt de fiscus op de loer. De fiscus ziet dit immers als een privé-verplaatsing, waarop de betrokkene een belastbaar voordeel dient te betalen. Meer informatie hierover vindt u op onze website.

Nieuw is echter dat vanaf juli 2007 niet alleen de belangrijkste plaats van de beroepsactiviteit als de vaste werkplaats wordt aanzien.

Indien een werknemer zich voortaan gedurende minstens 40 dagen van thuis uit naar een andere werkplaats begeeft dan zijn normale plaats van tewerkstelling, dan wordt dit tevens als privé-verplaatsing beschouwd, waarop dus een voordeel van alle aard van toepassing is.

Pikant detail: deze 40 dagen dienen elkaar niet noodzakelijk op te volgen.

Begin maar al te rekenen ….. en bij twijfel neem je best contact op met je loonsecretariaat.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Rookverbod of niet?

Vanaf 01/01/2007 mag in restaurants niet meer worden gerookt. Dit algemene rookverbod kan omzeild worden door het inrichten van een aparte rookkamer.

Definitie rookkamer:

  • de rookkamer moet duidelijk aangeduid en afgebakend zijn,
  • de niet-rokers mogen geen hinder ondervinden van de rook,
  • de oppervlakte van de rookkamer mag niet groter zijn dan 1/4 van de totale oppervlakte,
  • in de rookkamer mogen enkel dranken aangeboden worden.
  • in de rookkamer moet een rookafzuigsysteem of luchtverversingssysteem aanwezig zijn,
  • het ventilatiesysteem is in werking als de rookkamer toegankelijk is voor de klanten,
  • de capaciteit van het ventilatiesysteem staat goed leesbaar vermeld op het apparaat zelf of op de technische fiche die beschikbaar is ter plaatse,
  • de capaciteit van het ventilatiesysteem is minstens 15 m³ per uur en per m² van de rookkamer,
  • het ventilatiesysteem wordt regelmatig gereinigd en onderhouden zodat het steeds op maximale capaciteit kan werken,
  • de rookkamer is volledig afgesloten door muren, een plafond en een deur van de verbruiksruimte,
  • de rookkamer is geen doorgang die ook door niet-rokers gebruikt moet worden (om bv. de toiletten, tuin, de speelruimte, … te bereiken).

De nieuwe rookwet is vrij ingewikkeld. Er gelden namelijk andere regels voor restaurants en cafés.

Restaurants:

  • volledig rookverbod, tenzij in een ingerichte rookkamer,
  • er moeten voldoende rookverbodstekens aangebracht worden, ook aan de ingang,
  • elk element dat kan aanzetten tot roken of dat laat geloven dat roken is toegestaan (bv. asbak), is verboden.

Drankgelegenheden:

  • Drankgelegenheid, gelegen in een andere gesloten ruimte die voor het publiek toegankelijk is (bv. in winkelcentrum):
    • niet volledig afgesloten: volledig rookverbod
    • volledig afgesloten:
      • enkel roken in de verbruiksruimte,
      • indien de verbruiksruimte groter is dan 50 m², dan moet een niet-rokerszone ingericht worden die minstens de helft van de totale oppervlakte bedraagt,
      • de verbruiksruimte mag ook volledig rookvrij gemaakt worden en er mag dan een rookkamer ingericht worden,
      • er moeten voldoende rookverbodstekens aangebracht worden, ook aan de ingang,
      • elk element dat kan aanzetten tot roken of dat laat geloven dat roken is toegestaan, is verboden.
  • Drankgelegenheid, niet gelegen in een sportinfrastructuur
    • enkel roken in de verbruiksruimte,
    • indien de verbruiksruimte groter is dan 50 m², dan moet een niet-rokerszone ingericht worden die minstens de helft van de totale oppervlakte bedraagt,
    • de verbruiksruimte mag volledig rookvrij gemaakt worden en er mag dan een rookkamer ingericht worden,
    • er moeten voldoende rookverbodstekens aangebracht worden, ook aan de ingang,
    • elk element dat kan aanzetten tot roken of dat laat geloven dat roken is toegestaan, is verboden.
  • Drankgelegenheid, gelegen in een sportinfrastructuur (bv. kantine voetbalveld)
    • volledig rookverbod, ook al is de verbruiksruimte kleiner dan 50 m²,
    • een aparte rookkamer is toegestaan,
    • er moeten voldoende rookverbodstekens aangebracht worden, ook aan de ingang,
    • elk element dat kan aanzetten tot roken of dat laat geloven dat roken is toegestaan, is verboden.

Frituren:

  • met maximum 16 staan- of zitplaatsen: zie regeling drankgelegenheid, niet gelegen in een sportinfrastructuur.
  • meer dan 16 staan- of zitplaatsen: zie regeling restaurants.

Vanaf 01/01/2010 mag er niet meer gerookt worden in cafés waar (bereid) eten wordt geserveerd. Het voorstel voor een volledig rookverbod is voorlopig uitgesteld. Bedoeling is dat er tegen uiterlijk 01/07/2014 een totaal rookverbod komt in de horeca.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Cash geld melden aan fiscus

Wie meer dan 10.000,00 euro aan cash geld Europa binnenbrengt of uitvoert, zal deze som vanaf 15/06/2007 moeten aangeven.

Indien er transfers van cash geld gebeuren binnen de Europese Unie, dan geldt de aangifteverplichting slechts in geval men gecontroleerd wordt.

Doel:

  • strijd tegen het terrorisme opdrijven,
  • bestrijding witwassen van geld.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Wat zijn de verplichte factuurvermeldingen inzake BTW-wetgeving?

Inzake de BTW-wetgeving dienen volgende vermeldingen op de factuur te staan:

  • Datum van afgifte van de factuur.
  • Volgnummer.
  • BTW nummer, naam of maatschappelijke benaming en volledig adres leverancier.
  • BTW nummer, naam of maatschappelijke benaming en volledig adres klant.
  • Eventueel wettelijke vertegenwoordiger leverancier in het land en zijn hoedanigheid.
  • Aantal en natuur van de geleverde goederen of gepresteerde diensten. (Onvoldoende detail is steeds een discussiepunt bij een controle!!)
  • Datum van de levering of prestatie.
  • Eenheidsprijs buiten BTW, disconto’s en restorno’s indien niet begrepen in de eenheidsprijs.
  • Belastbaarheidsbasis per BTW voet.
  • BTW voet toegepast voor iedere basis.
  • Verschuldigde BTW.
  • Eventueel de reden van vrijstelling of afwijking met referentie naar de nationale regelementering.  (Belangrijk!!)  De juiste formulering kan je bij ons verkrijgen.
  • Iedere munt is toegelaten maar, indien andere dan euro, dan moet het bedrag van de BTW steeds in euro vermeld staan.

Wij raden U echter ook aan volgende zaken op Uw factuur te vermelden:

  • De betalingstermijn.
  • De vervaldatum.
  • IBAN nummer.
  • BIC code.
  • Algemene voorwaarden.

Voor veel beroepen bestaan specifieke “algemene voorwaarden”. Wij kunnen U hierbij adviseren!!

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)