1

Hoe wordt het vermogen bestuurd en beheerd in het stelsel van scheiding van goederen?

 

  • Het inkomen van elk van de echtgenoten blijft elk van hen.
  • Elk van de echtgenoten heeft de plicht om in evenredigheid tot zijn vermogen, bij te dragen in de kosten van het huishouden.
  • Elk van de echtgenoten kan in eigen naam een lening aangaan, een krediet op afbetaling afsluiten, een woning en/of een grond kopen.

 

(Bron: brochure Koninklijke Federatie van het Belgische Notariaat)




Wat zijn de bewijsregels en eigendomsvermoedens in het stelsel van scheiding van goederen?

De bewijsregels:

  • De goederen die op naam staan van de ene of van de andere echtgenoot moeten niet verdeeld worden, zij blijven toebehoren aan die echtgenoot.
  • Aankopen waarvan geen facturen bestaan, of waarvan men op geen andere manier kan bewijzen dat ze persoonlijke eigendom zijn, worden vermoed voor de helft toe te behoren aan elk van beide echtgenoten.

Wat indien één van de echtgenoten geen inkomen heeft in het stelsel van scheiding van goederen?
In een huwelijkscontract van scheiding van goederen wordt meestal opgenomen dat in dergelijk geval de ene echtgenoot zijn inkomen moet delen met de andere echtgenoot. In de praktijk doet men dat door het overhevelen van gelden van de bankrekening van de man naar die van de vrouw.

 

(Bron: brochure Koninklijke Federatie van het Belgische Notariaat)




Wat met betaalde voorschotten?

Vergeet nooit dat een voorschot steeds dient gefactureerd te worden. De voorschotfactuur dient te worden opgemaakt met aanrekening van BTW.

Wanneer men nadien de afrekening maakt dan is men verplicht melding te maken van alle eerder opgestelde voorschotfacturen.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Wat is het stelsel van scheiding van goederen?

Naast het wettelijk stelsel bestaat er ook nog het stelsel van scheiding van goederen.

Dit stelsel kent slechts twee vermogens:

  • Het eigen vermogen van de man.
  • Het eigen vermogen van de vrouw.

 

(Bron: brochure Koninklijke Federatie van het Belgische Notariaat)




De EU-verordening inzake sociale zekerheid vanaf 1 mei 2010

Door het feit dat we heel wat “Nederlandse” dossiers behartigen, is, speciaal voor hen, dit artikel belangrijk. Uiteraard is deze EU-verordening voor alle EU-landen van toepassing.

Vanaf 1 mei 2010 veranderen de regels, die bepalen in welk land een internationaal tewerkgestelde werknemer/zelfstandige de bijdragen voor sociale zekerheid betaalt.

De grote principes kunnen als volgt samengevat worden:

  • De zelfstandige is onderworpen aan de sociale zekerheidswetgeving van de lidstaat, waarin hij werkt.
  • De zelfstandige kan maar onder de sociale zekerheidswetgeving vallen van één land.
  • Sociale zekerheidsrechten, die men heeft opgebouwd in een lidstaat, blijven behouden, ook als men niet langer in deze lidstaat woont of werkt.
  • Voor de berekening van de sociale zekerheidsrechten wordt rekening gehouden met de arbeidsprestaties en verzekeringsprestaties in de verschillende lidstaten.
  • Als EU-onderdaan geniet men van dezelfde rechten als de nationale onderdanen.

De belangrijkste wijzigingen:

  • Detacheringen uit of naar het buitenland zijn voortaan tot 24 maanden toegelaten (vroeger was dit slechts mogelijk tot 12 maanden, verlengbaar met een nieuwe periode van 12 maanden).
  • Een werknemer die voor een buitenlandse werkgever werkt, maar voor meerdere lidstaten, en die minstens 25% van de arbeidstijd, vergoeding of omzet presteert in het land waar hij woont, is verzekeringsplichtig in het land van de woonplaats. Indien niet aan deze voorwaarde voldaan is, wordt het land bepaald door het land waar zich het “centrum van de belangen van zijn werkzaamheden” bevindt.
    Vb: Een Belgische werknemer die voor een Nederlandse werkgever werkt, en daarbij één dag per week thuiswerkt, betaalt de Nederlandse SZ-bijdragen. Wanneer hij twee dagen per week thuiswerkt, zijn de Belgische SZ-bijdragen verschuldigd.
  • Indien men werkzaam is als werknemer en als zelfstandige in verschillende landen, dan is men onderworpen aan het sociale zekerheidsstelsel voor de zelfstandigen van het land dat bevoegd is voor de activiteiten van werknemer.
    Vb: Iemand die in Nederland woont en werkt, maar in België een bestuurdersvergoeding krijgt, betaalde vroeger gescheiden SZ-bijdragen: die van het werknemersloon in Nederland en die van de bestuurdersvergoeding in België. Die uitzondering valt nu weg. De Nederlandse werknemer zal ook Nederlandse SZ-bijdragen betalen op zijn Belgische inkomsten als zelfstandige.

De nieuwe verordening trad in werking vanaf 1 mei 2010, maar er is een overgangsperiode van 10 jaar voorzien.
Men kan kiezen om vervroegd in het nieuwe systeem te stappen.  Hiervoor dient een schriftelijk verzoek gericht te worden aan de RSVZ, waarin betrokkene uitdrukkelijk verklaart op de hoogte te zijn van de gevolgen van de wijziging.

U kan dus opteren voor de nieuwe verordening, maar of dit voordelig is, hangt af van de hoogte van de sociale bijdragen en van de sociale bescherming in de verschillende lidstaten. Hierbij kan uw sociale kas zeker helpen.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Crisis: ondernemingen in moeilijkheden

Op basis van de recente cijfers bemerken we dat er zich belangrijke omzetdalingen beginnen voor te doen bij de grotere bedrijven. Daarom is het misschien niet onbelangrijk stil te staan bij de meest negatieve gevolgen van een slecht draaiend bedrijf, namelijk het gerechtelijk akkoord en in het aller-slechtste geval, het faillissement. Er zijn het voorbije jaar in België namelijk 8.512 bedrijven over de kop gegaan. Dat is een absoluut record.

In het Belgisch Staatsblad werd op 09/02/2009 een wet voor de hervorming van het gerechtelijke akkoord gepubliceerd. UNIZO drong daar al jaren op aan. De vroegere regeling uit 1997 bleek totaal ongeschikt om, zoals bedoeld, bedrijven in moeilijkheden de kans te geven tijdig maatregelen te nemen om een faling te vermijden.

De wet op het gerechtelijk akkoord was vroeger de enige rechterlijke oplossing die een bedrijf toelaat verder te werken met een algemene en tijdelijke bescherming tegen de acties van schuldeisers.

De wet op de continuïteit van de ondernemingen is die nieuwe wet (van kracht vanaf 01/04/2009).

Belangrijke informatie kan je terugvinden op de website “tussenstap”. Hierop worden enkele veelgestelde vragen beantwoord.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Is een beleggingsverzekering nog wel de moeite waard?? Verhoogde taks vanaf 2013!!

Voor de premies die u vanaf 2013 betaalt voor uw individuele levensverzekering zal u geen premietaks van 1,1% meer betalen, maar wel een taks van 2%. Dat is maar liefst een stijging van 81,82% !!!! Wie sprak er van een blokkering van de index…???

Wat houden deze individuele levensverzekeringen in?

Het betreft hier vooral de beleggingen in een verzekeringskleedje:

  • Tak 21 (gewaarborgd rendement op gestorte premies)
  • Tak 23 (variabel rendement in functie van de evolutie van het onderliggende beleggingsfonds)

In het huidige klimaat van lage rentes is de impact op uw belegging extra groot.  Eigenlijk beoogt Di Rupo dat u onmiddellijk 2% dient af te geven en dus maar een klein rendement krijgt op 98% ….

Reken daarbij nog instapkosten (3%), uitstapkosten en beheerkosten …  Heeft instappen in zo een beleggingsproduct nog wel zin?

Probeer dan maar eens te sparen voor “uw oude dag” of voor “uw nabestaanden”.

Voorlopig blijven de stortingen VAPZ, pensioensparen en schuldsaldoverzekeringen wel gevrijwaard. Hier blijft de taks 0%.

Ook de taks die uw vennootschap stort in een individuele pensioentoezegging (IPT) wordt niet verhoogd. Maar dit tarief was al verhoogd naar een taks van 4,4%.

Voor uw groepsverzekering wordt ook geen hogere taks voorzien.
Maar hier is dan wel speciale bijdrage !!! (het kind moet een naam hebben…) Stort uw vennootschap op jaarbasis meer dan € 30.000 in een IPT of groepsverzekering (bv. in het kader van een zgn. backservice), dan wordt daar al 1,5% op ingehouden.

Eerder dit jaar werd al beslist om o.a. de tarieven op te trekken waaraan bepaalde uitkeringen belast worden. Een uitkering van uw groepsverzekering op uw 60ste of 61ste wordt zo veelal een stuk minder interessant.

Vergeten wij tenslotte ook niet dat tot eind 2011 het tarief van de belastingvermindering op het langetermijnsparen (pensioensparen en levensverzekeringen met een fiscaal voordeel) berekend werd tegen de “bijzondere gemiddelde aanslagvoet” wat betekent dat het tarief van de belastingvermindering afhankelijk was van de hoogte van uw belastbaar inkomen. Dat tarief kon nooit lager liggen dan 30% en ook niet hoger dan 40%.

Vanaf 1 januari 2012 wordt de belastingvermindering vastgelegd op een eenvormig vast tarief van 30%.

De maximale premies voor pensioensparen en levensverzekering met een fiscaal voordeel bedroegen:

  • voor pensioensparen inkomstenjaar 2012: 910 €, voor pensioensparen inkomstenjaar 2013: 940 €
  • voor levensverzekering met een fiscaal voordeel inkomstenjaar 2012: 2.200 €, voor inkomstenjaar 2013: 2.260 €

Alleen deze laatste wijziging kostte bij de meesten van ons al snel 300 € per jaar ….

Kunnen wij al deze maatregelen niet gaan bestempelen als diefstal op ons spaargeld??

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Hoe wordt de terbeschikkingstelling van een tankkaart belast?

De belasting van een tankkaart verschilt naargelang deze tankkaart samen met een bedrijfswagen ter beschikking wordt gesteld of niet.

Tankkaart en bedrijfswagen:

  • geen belastbaar voordeel voor de beroepsmatige verplaatsingen,
  • belastbaar forfaitair voordeel bij het persoonlijk gebruik.

Enkel tankkaart:

  • belastbaar voordeel van alle aard inzake het privé-gebruik en het woon-werkverkeer,
  • geen belastbaar voordeel voor de beroepsmatige verplaatsingen.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Hoe kan men de langstlevende echtgenoot bevoordelen bij overlijden in het wettelijk stelsel?

Zeer veel voorkomende clausules in huwelijkscontracten zijn de bepalingen die ervoor moeten zorgen dat na overlijden van een van de echtgenoten, de overblijvende bevoordeeld wordt. De clausules zijn de volgende:

  • De ongelijke verdeling van de huwelijksgemeenschap:
    Hier kan men bepalen dat de langstlevende echtgenoot meer dan de helft krijgt.
  • Het verblijvingsbeding:
    Men kan hiermee bedingen dat de gehele gemeenschap aan de langstlevende toekomt.
  • Het beding van voorafname:
    Nog een andere mogelijkheid is te bepalen dat de langstlevende, vóór de verdeling uitgevoerd wordt, bepaalde zaken mag nemen. Deze voorafgenomen zaken zijn dan voor 100% van de langstlevende, de overige zaken worden met de kinderen gedeeld.

 

(Bron: brochure Koninklijke Federatie van het Belgische Notariaat)




Kan men afwijken van de regels van het wettelijk stelsel?

Ja, door een huwelijkscontract op te stellen kan men van de regels afwijken. Hier zijn 2 clausules die het wettelijk stelsel veranderen.

  • Inbreng van een eigen onroerend goed:
    Wanneer één van de aanstaande echtgenoten eigenaar is van een perceel bouwgrond waarop het toekomstig koppel samen een woning zal bouwen, is het raadzaam een contract te sluiten. In dat contract kunt u overeenkomen dat het perceel bouwgrond een gemeenschappelijk bezit wordt. Immers indien de bouwgrond eigendom blijft van één partner, zal onvermijdelijk de woning die daarop gebouwd wordt ook enkel toebehoren aan de echtgenoot van wie de grond is. Het feit dat deze woning betaald wordt met gelden van beide echtgenoten, verandert daaraan niets.
  • Beding van terugname bij echtscheiding:
    Als de aanstaande echtgenoot zijn bouwgrond in het gemeenschappelijk vermogen heeft gebracht, heeft die als gevolg dat bij echtscheiding deze grond tussen beide partners verdeeld wordt. Om daaraan te verhelpen kan men in het huwelijkscontract een clausule opnemen, die bepaalt dat bij echtscheiding de waarde van de bouwgrond volledig en alleen toekomt aan de partner die hem inbracht.

 

(Bron: brochure Koninklijke Federatie van het Belgische Notariaat)