1

U doet best geen schenking van een levensverzekering meer!!!

Wie ooit een levensverzekering gebruikte om zijn vermogen door te schenken aan zijn kinderen (zelfs met betaling van schenkingsrechten bij het verlijden van de akte voor notaris) is er aan voor de moeite.
De Vlaamse Belastingdienst heeft beslist dat er toch erfbelasting dient betaald te worden bij overlijdens vanaf 01/03/2016, en dit ondanks de datum van schenking en ondanks het feit dat er schenkingsrechten werden betaald.


Welke mogelijkheden hebt u nog om aan deze erfbelasting te ontsnappen?

  • De begiftigde koopt de geschonken polis af (opgelet: afkoopkosten en eventueel ook roerende voorheffing indien contract < 8 jaar) en opent eventueel een nieuw contract.
  • De begiftigde stelt in de polis bij zijn overlijden een andere begunstigde aan.

 

Wil u op heden nog een familiale planning via een levensverzekering (tak 21 – tak 23), dan is het best om:

  • Het contract als schenker af te kopen
  • Het geld te schenken aan de begiftigde
  • De begiftigde kan dan het geld opnieuw beleggen in een contract.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Groepsverzekeringen kunnen niet meer vóór het effectieve pensioen opgenomen worden.

Sinds 1 januari 2016 mogen aanvullende pensioenen niet meer opgenomen worden vóór de werkelijke pensionering.
Dit betekent dus inderdaad dat u binnen een aantal jaren tot 67 jaar zal moeten wachten om uw verwachte, broodnodige bedrag op te nemen, ook al vermeldt het contract een vroegere uitkering (bvb. op 60 jaar), zoals vroeger regelmatig het geval was.

In nieuwe contracten die werden gesloten na 1/1/2016 mag de leeftijd van uitkering niet meer onder die van het wettelijk pensioen opgenomen worden.
Voor personen geboren in 1961 of vroeger geldt er een overgangsregeling.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Te weinig bedrijfsvoorheffing ingehouden, fiches VAA niet neergelegd vóór 01/03/2016: boetes op komst!!!

Sinds begin dit jaar zal de fiscus automatisch boetes opleggen aan wie geen of te weinig bedrijfsvoorheffing heeft gestort (50 euro eerste overtreding, 125 euro tweede overtreding tot max. 1250 euro).
Daarboven komt nog een belastingverhoging (van 10% tot 200%).

Wie de fiscale fiches (o.a. voordelen alle aard) niet vóór 01/03/2016 indient, krijgt een forfaitaire boete.

Tot voor kort was het percentage voor het voordeel voortvloeiend uit ontvangen voorschotten via rekening-courant via de vennootschap nog niet gekend.
Uiteindelijk werd dit toch nog vastgelegd via het KB van 22/02/2016 dat verscheen in het BS van 25/02/2016.

De referentievoet FDR 2015 werd bepaald op 8,16%.

Vanwege de laattijdige publicatie van die referentierentevoeten zal de FOD Financiën zich tolerant opstellen bij het laattijdig indienen van fiches 281.10, 281.11 en 281.20 waar een voordeel van alle aard voor renteloze of goedkope leningen moet worden vermeld.

Opgelet: dit betreft geen andere fiches (dus ook niet de fiches 281.10, 281.11 en 281.20 waar zo een voordeel van alle aard niet moet worden vermeld). Die fiches moeten nog steeds ten laatste op 29 februari ingediend zijn.

Het is het sociaal secretariaat dat deze fiches moet opmaken, geadviseerd door de boekhouder/accountant.
Om dit alles correct af te punten, is er echter heel wat werk nodig, zeker binnen de korte termijn waarover wij beschikken.

Abeka doet alvast het nodige voor zijn klanten.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Verlaging sociale bijdragen zelfstandigen vanaf 2016

De zelfstandigen betalen vanaf 2016 minder sociale bijdragen. Tot en met 2015 betaalt een zelfstandige 22% op zijn beroepsinkomsten. In 2016 en 2017 zal het tarief telkens met 0,5% dalen om vanaf 2018 uit te komen op 20,5%.

Ook voor startende zelfstandigen (eerste 3 jaren van de activiteit) zal het bijdragepercentage dalen. Tabel 1 geeft een overzicht van de evolutie in de komende jaren.

Tabel 1: percentage sociale bijdrage op jaarbasis
Dia1

 

De zelfstandigen zullen in de komende jaren dus bijdragen besparen. In tabel 2 vindt u enkele voorbeelden voor zelfstandigen vanaf het 4de jaar van de activiteit. Daarbij hebben we alleen rekening gehouden met de wettelijke sociale bijdrage, niet met de beheerskost van het sociaal verzekeringsfonds.

Tabel 2: jaarlijkse besparing in euro
Dia1

 

 

De overige bijdragepercentages wijzigen niet (hoogste inkomensschijf en gepensioneerden). Ook de berekeningsdrempels en -plafonds blijven dezelfde.

 

(Bron: Acerta)




Verhoogde investeringsaftrek voor kleine ondernemingen (opgepast: gewijzigde criteria!)

Kleine ondernemingen die in 2014 en 2015 investeerden in nieuwe vaste activa konden van een tijdelijke, éénmalige investeringsaftrek genieten. Deze investeringsaftrek bedroeg 4% van de aanschaffings- of beleggingswaarde van deze activa. Voor zelfstandigen bedroeg ze 3,5%.

De overdraagbaarheid van de niet aangewende investeringsaftrek was beperkt tot één jaar. De onderneming moest opteren voor de toepassing van de investeringsaftrek of de notionele intrestaftrek.

Om beschouwd te worden als een kleine vennootschap moet voldaan worden aan een aantal voorwaarden. Ook deze voorwaarden veranderden op 1 januari 2016.

Een kleine vennootschap in deze context is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid, die gedurende het laatste en voorlaatste afgesloten boekjaar niet meer dan één van volgende drie criteria overschreed:

Vennootschappen met gemiddeld meer dan 100 werknemers per jaar vallen nooit onder het toepassingsgebied van de kleine ondernemingen.


Wat veranderde er vanaf 1 januari 2016?

  • de tijdelijke investeringsaftrek voor investeringen in vaste activa door zelfstandigen en, in de jaren 2014 en 2015, voor kleine vennootschappen wordt permanent gemaakt.
  • voor zelfstandigen stijgt dit basispercentage van 3,5% naar 8%. Voor kleine vennootschappen van 4% naar 8%.
  • de verhoogde investeringsaftrek van 10%-punt bovenop het basispercentage voor bepaalde specifieke investeringen blijft behouden. Het hiervoor gehanteerde basispercentage blijft echter 3,5%. Het stijgt dus niet tot 8%.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Verhoging roerende voorheffing van 25% naar 27% vanaf 1 januari 2016, maar wat bij uitkering?

Wij hebben vastgesteld dat veel van onze klanten gebruik gemaakt hebben van de “bijzondere liquidatiereserve”. En niet ten onrechte! Reserves of overgedragen winsten kunnen op deze manier via dividenden, zonder tot liquidatie over te gaan, uitgekeerd worden aan een anticipatieve heffing van 10% met daarbovenop 5% bij uitkering (indien men uitkeert na 5 jaar). De werkelijk betaalde belasting bedraagt dan 13,64% (zie artikel van onze vorige nieuwsbrief: Bijzondere liquidatiereserve aanslagjaar 2013: deadline nadert!).

Op 1 januari 2016 werd de roerende voorheffing verhoogd van 25% naar 27%.

Er blijven nog slechts enkele kleine uitzonderingen (15% rv): de inkomsten uit cessie of concessie van auteursrechten, de “Leterme bon”, de VVPR-KMO regeling, intresten van spaardeposito’s boven de vrijgestelde schijf.

Ter herinnering: VVPR-KMO regeling: 15% rv op dividenden van aandelen die zijn uitgegeven in ruil voor een inbreng in geld sinds 01/07/2013.

Heeft men gebruik gemaakt van de bijzondere liquidatiereserve, zoals hierboven beschreven, dan blijft bij uitkering na 5 jaar de belasting 5%. Indien men echter uitkeert binnen de 5 jaar, dan wordt de belasting toch nog 17% in plaats van 15%.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)