1

Verlaagde drempelbedragen voor btw-teruggave

Om de liquiditeit van de ondernemingen te ondersteunen, werden de minimumbedragen om een btw-tegoed terug te vragen verlaagd en dit vanaf 1 april 2021 (KB 29/03/2021, BS 01/04/2021).

Normaal kunnen kwartaalaangevers enkel om een btw teruggave vragen indien het terug ter vorderen saldo minstens € 615,00 bedraagt of € 245,00 indien de teruggave wordt gevraagd in het vierde kwartaal. Voor maandaangevers is dit respectievelijk € 1.485,00 en € 245,00 voor de aangifte van december.

Met deze wijziging, wordt voor zowel de maand- als de kwartaalaangevers de drempel verlaagd naar € 400,00. Voor de teruggave in het vierde kwartaal of de maand december voor respectievelijk de kwartaalaangevers en de maandaangevers, is de drempel verlaagd naar € 50,00.

Indien u op uw tijdig ingediende btw-aangifte een btw-teruggave vraagt én de teruggave groter is dan de hiervoor vermelde drempelbedragen, zal de btw-teruggave binnen de drie maanden gestort worden op uw rekening. In principe kan een teruggave enkel op kwartaalbasis gevraagd worden, zelfs indien u maandelijks een btw-aangifte indient.

Uitzondering op deze maatregel is de vergunning maandelijkse teruggaaf. Meer informatie vindt u in deze link.

 

(Auteur: Edwin Van Lommel – Fiscaal Accountant 11308681 – 30/11/2021)




Zo zal uw onroerend goed in het buitenland voortaan belast worden

Als u eigenaar bent van een woning in het buitenland, die u zelf gebruikt of verhuurt aan een privépersoon, dan zal uw buitenlandse onroerend goed vanaf aanslagjaar 2022 belast worden in de personenbelasting op basis van een kadastraal inkomen.

Onroerend goed in België wordt belast op basis van het kadastraal inkomen (KI). Het KI is geen echt inkomen, maar een fictief inkomen dat overeenstemt met het gemiddelde jaarlijkse netto-inkomen dat het onroerend goed zijn eigenaar zou opbrengen. Dat wil zeggen de gemiddelde jaarlijkse normale netto huurwaarde van het onroerend goed op het referentietijdstip. Tot op vandaag is dat referentietijdstip 1 januari 1975.

Voor onroerend goed in het buitenland moet u tot en met aanslagjaar 2021 de werkelijke huurwaarde (als de woning verhuurd is) of de gemiddelde jaarlijkse brutohuurwaarde (als de woning niet verhuurd is) aangeven. Deze laatste zijn de huurinkomsten die u zou kunnen opstrijken mocht u de woning het volledige jaar hebben verhuurd, rekening houdend met de gebruiken van het land en de ligging van de woning.

Vanaf aanslagjaar 2022 (inkomstenjaar 2021) wordt de woning in het buitenland op een gelijkaardige manier belast als onroerend goed in België, nl. op basis van een KI.

De fiscus zal aan alle buitenlandse onroerende goederen van Belgische belastingplichtigen een KI toekennen. Dat KI wordt vastgesteld op basis van de huidige verkoopwaarde en houdt rekening met de huurwaarden van 1975.

Om de nodige informatie te verzamelen, werd een aangifteplicht voor de eigenaar ingevoerd:

  • aan- of verkoop van een buitenlandse onroerend goed na 31 december 2020: binnen de 4 maanden melden aan de fiscus (dienst Administratie Opmetingen en Waardering). Dat kunt u via brief, e-mail of via MyMinfin.
  • op 31 december 2020 al eigenaar van een onroerend goed? Dan heeft u tot 31 december 2021 tijd om dat aan te geven bij de Administratie. Als u in de laatste belastingaangiftes van aanslagjaar 2020 en/of 2021 uw buitenlandse woning al heeft aangegeven, zal de fiscus u binnenkort een aangifteformulier sturen om de nodige informatie op te vragen.

De nieuwe wet voorziet in een administratieve boete van € 250 tot € 3.000 voor wie de aangifteverplichtingen niet nakomt.

Of het nieuwe regime een impact op de verschuldigde belasting zal hebben, hangt af van de situatie. Vaak zal de nieuwe regeling iets voordeliger zijn.

Sowieso zal de belastingdruk eerder beperkt zijn voor vastgoed dat gelegen is in één van de vele landen waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft gesloten. Daarin staat dat het land waarin het vastgoed gelegen is de belasting mag heffen.

Er wordt met de buitenlandse inkomsten rekening gehouden om het belastingtarief te bepalen dat op uw andere inkomsten van toepassing is. Hoe meer buitenlandse inkomsten, hoe hoger de belastingdruk op uw andere inkomsten. Dat is de zogenaamde ‘vrijstelling met progressievoorbehoud’.

 

(Auteur: Edwin Van Lommel – Fiscaal Accountant 11308681 – 30/11/2021)




Investeringsaftrek van 25% tot en met eind 2022

De Corona-wet III verhoogde vorig jaar de gewone investeringsaftrek van 8% naar 25% voor investeringen gedaan tussen 12 maart 2020 en 31 december 2020 en dit voor zelfstandigen en kleine vennootschappen. Deze maatregel werd verlengd voor investeringen gedaan tot 31 december 2022.

De investeringsaftrek heeft als doel zelfstandigen en KMO’s aan te moedigen om productieve investeringen te doen. De investeringsaftrek is een fiscaal voordeel waarbij je een bepaald percentage van de investering kan aftrekken van de belastbare winst.

Om in aanmerking te komen voor de toepassing van de gewone investeringsaftrek, moeten volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn:

  • investeringen door zelfstandigen die winsten of baten behalen of vennootschappen die wettelijk als klein worden aangemerkt;
  • investeringen in materiële of immateriële vaste activa die over een periode van ten minste drie jaar afgeschreven kunnen worden;
  • investeringen die tijdens het belastbaar tijdperk in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht;
  • investeringen die in België werkelijk en uitsluitend voor de beroepswerkzaamheid worden gebruikt.

Noteer dat niet alle investeringen in aanmerking komen voor de investeringsaftrek zoals onder meer de investeringen in nieuwe personenwagens.

 

Een concreet voorbeeld:

Een vennootschap koopt in 2021 een nieuwe machine met een kostprijs van € 30.000.

De investeringsaftrek voor deze investering bedraagt dan € 7.500 (25% van € 30.000). Niet alleen kunnen de afschrijvingen op deze machine pro rata ten laste van het belastbare resultaat worden gelegd, maar bovendien geniet de vennootschap nog een aanvullend fiscaal voordeel van 1.500 euro indien het KMO-tarief van 20% wordt genoten of een fiscaal voordeel van € 1.875 indien de winsten belast worden aan het tarief van 25%.

Voor zelfstandigen kan het belastingvoordeel nog hoger zijn daar de winsten/baten belast worden aan de progressieve tarieven personenbelasting.

Met een noodzakelijke investering vóór het einde van het boekjaar 2021 kan dan ook het fiscaal resultaat nog worden geoptimaliseerd!

 

(Auteur: Edwin Van Lommel – Fiscaal Accountant 11308681 – 30/11/2021)




De Belgische autofiscaliteit – a never ending story

De regering heeft in 2021 een akkoord bereikt over de vergroening van de mobiliteit. Ondertussen zou deze maand ook het wetsontwerp goedgekeurd zijn, maar als goede Belg wachten wij ongeduldig op de publicatie van deze wet in het Belgisch Staatsblad.

In de toekomst zullen alleen de kosten van auto’s die geen CO2 uitstoten, fiscaal aftrekbaar zijn. Er komen stimulansen voor bedrijven en particulieren om laadpalen te installeren. Daarnaast wordt ook het mobiliteitsbudget uitgebreid en versoepeld.

Momenteel zijn autokosten, zowel in de vennootschaps- als in de personenbelasting, slechts beperkt aftrekbaar in functie van het brandstoftype (benzine, diesel,…) en de CO2-uitstoot van het voertuig. Sinds aanslagjaar 2021 wordt het aftrekpercentage bepaald aan de hand van de gramformule:

Aftrekpercentage = 120% – (0,5% x coëfficiënt brandstoftype x gram C02/km)

De aftrek kan nooit lager zijn dan 50%, maar ook niet meer dan 100%, met uitzondering van voertuigen met een CO2-uitstoot hoger dan 200 g/km waarvoor het aftrekpercentage is gelimiteerd tot 40%. In de personenbelasting is een uitzondering voorzien voor voertuigen die zijn aangeschaft voor 1 januari 2018 die minimum voor 75% aftrekbaar blijven. Brandstofkosten volgen voortaan hetzelfde regime als de autokosten en zijn niet langer standaard 75% aftrekbaar.

De grootste fiscale impact zal gelden vanaf inkomstenjaar 2026 (aanslagjaar 2027) vermits er dan een volledig aftrekverbod geldt voor nieuwe auto’s die nog CO2 uitstoten. Voor auto’s die geen CO2-uitstoot hebben (elektrische auto’s of auto’s op waterstof) en die aangekocht zijn in 2026, blijft de kostenaftrek van 100% gelden. Voor wagens die aangekocht zijn vanaf 1 januari 2027 is er een daling als volgt:

  • 95% indien het een in 2027 aangekocht, geleased of gehuurd voertuig betreft;
  • 90% indien het een in 2028 aangekocht, geleased of gehuurd voertuig betreft;
  • 82,5% indien het een in 2029 aangekocht, geleased of gehuurd voertuig betreft;
  • 75% indien het een in 2030 aangekocht, geleased of gehuurd voertuig betreft;
  • 67,5% indien het een in 2031 aangekocht, geleased of gehuurd voertuig betreft;

Overgangsregeling vanaf 2023 – aftrek begrensd en afgebouwd:

  • voor wagens die worden aangekocht, geleased of gehuurd vanaf 1 juli 2023 tot 31 december 2025 blijft de bestaande regeling nog ‘tijdelijk’ geldig met dien verstande dat er enkele bijkomende aftrekbeperkingen zullen gelden:
    • het minimum aftrekpercentage van 40% of 50% valt weg en het maximumpercentage van 75% (Aj 2026) wordt verlaagd tot 50% vanaf aanslagjaar 2027 (boekjaar vanaf 01/01/2026);
    • 25% maximale fiscale aftrek vanaf aanslagjaar 2028 (aanvang boekjaar op 01/01/2027);
    • 0% fiscale aftrek vanaf aanslagjaar 2029 (aanvang boekjaar op 01/01/2028);
  • voor voertuigen die vóór 1 juli 2023 zijn aangekocht, blijft de gramformule m.b.t. kostenaftrek onbeperkt in de tijd behouden.

Wij kunnen de beslissing over de vergroening van het wagenpark wel begrijpen, maar een administratieve vereenvoudiging is het weer zeker en vast niet.

Wenst U toch nog een wagen op fossiele brandstof en de huidige fiscale aftrekregeling behouden voor de toekomst, dan is het noodzakelijk om de nieuwe personenwagen aan te schaffen vóór 01 juli 2023!

 

(Auteur: Edwin Van Lommel – Fiscaal Accountant 11308681 – 30/11/2021)