1

Te weinig bedrijfsvoorheffing ingehouden, fiches VAA niet neergelegd vóór 01/03/2016: boetes op komst!!!

Sinds begin dit jaar zal de fiscus automatisch boetes opleggen aan wie geen of te weinig bedrijfsvoorheffing heeft gestort (50 euro eerste overtreding, 125 euro tweede overtreding tot max. 1250 euro).
Daarboven komt nog een belastingverhoging (van 10% tot 200%).

Wie de fiscale fiches (o.a. voordelen alle aard) niet vóór 01/03/2016 indient, krijgt een forfaitaire boete.

Tot voor kort was het percentage voor het voordeel voortvloeiend uit ontvangen voorschotten via rekening-courant via de vennootschap nog niet gekend.
Uiteindelijk werd dit toch nog vastgelegd via het KB van 22/02/2016 dat verscheen in het BS van 25/02/2016.

De referentievoet FDR 2015 werd bepaald op 8,16%.

Vanwege de laattijdige publicatie van die referentierentevoeten zal de FOD Financiën zich tolerant opstellen bij het laattijdig indienen van fiches 281.10, 281.11 en 281.20 waar een voordeel van alle aard voor renteloze of goedkope leningen moet worden vermeld.

Opgelet: dit betreft geen andere fiches (dus ook niet de fiches 281.10, 281.11 en 281.20 waar zo een voordeel van alle aard niet moet worden vermeld). Die fiches moeten nog steeds ten laatste op 29 februari ingediend zijn.

Het is het sociaal secretariaat dat deze fiches moet opmaken, geadviseerd door de boekhouder/accountant.
Om dit alles correct af te punten, is er echter heel wat werk nodig, zeker binnen de korte termijn waarover wij beschikken.

Abeka doet alvast het nodige voor zijn klanten.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Verlaging sociale bijdragen zelfstandigen vanaf 2016

De zelfstandigen betalen vanaf 2016 minder sociale bijdragen. Tot en met 2015 betaalt een zelfstandige 22% op zijn beroepsinkomsten. In 2016 en 2017 zal het tarief telkens met 0,5% dalen om vanaf 2018 uit te komen op 20,5%.

Ook voor startende zelfstandigen (eerste 3 jaren van de activiteit) zal het bijdragepercentage dalen. Tabel 1 geeft een overzicht van de evolutie in de komende jaren.

Tabel 1: percentage sociale bijdrage op jaarbasis
Dia1

 

De zelfstandigen zullen in de komende jaren dus bijdragen besparen. In tabel 2 vindt u enkele voorbeelden voor zelfstandigen vanaf het 4de jaar van de activiteit. Daarbij hebben we alleen rekening gehouden met de wettelijke sociale bijdrage, niet met de beheerskost van het sociaal verzekeringsfonds.

Tabel 2: jaarlijkse besparing in euro
Dia1

 

 

De overige bijdragepercentages wijzigen niet (hoogste inkomensschijf en gepensioneerden). Ook de berekeningsdrempels en -plafonds blijven dezelfde.

 

(Bron: Acerta)




Verhoogde investeringsaftrek voor kleine ondernemingen (opgepast: gewijzigde criteria!)

Kleine ondernemingen die in 2014 en 2015 investeerden in nieuwe vaste activa konden van een tijdelijke, éénmalige investeringsaftrek genieten. Deze investeringsaftrek bedroeg 4% van de aanschaffings- of beleggingswaarde van deze activa. Voor zelfstandigen bedroeg ze 3,5%.

De overdraagbaarheid van de niet aangewende investeringsaftrek was beperkt tot één jaar. De onderneming moest opteren voor de toepassing van de investeringsaftrek of de notionele intrestaftrek.

Om beschouwd te worden als een kleine vennootschap moet voldaan worden aan een aantal voorwaarden. Ook deze voorwaarden veranderden op 1 januari 2016.

Een kleine vennootschap in deze context is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid, die gedurende het laatste en voorlaatste afgesloten boekjaar niet meer dan één van volgende drie criteria overschreed:

Vennootschappen met gemiddeld meer dan 100 werknemers per jaar vallen nooit onder het toepassingsgebied van de kleine ondernemingen.


Wat veranderde er vanaf 1 januari 2016?

  • de tijdelijke investeringsaftrek voor investeringen in vaste activa door zelfstandigen en, in de jaren 2014 en 2015, voor kleine vennootschappen wordt permanent gemaakt.
  • voor zelfstandigen stijgt dit basispercentage van 3,5% naar 8%. Voor kleine vennootschappen van 4% naar 8%.
  • de verhoogde investeringsaftrek van 10%-punt bovenop het basispercentage voor bepaalde specifieke investeringen blijft behouden. Het hiervoor gehanteerde basispercentage blijft echter 3,5%. Het stijgt dus niet tot 8%.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Verhoging roerende voorheffing van 25% naar 27% vanaf 1 januari 2016, maar wat bij uitkering?

Wij hebben vastgesteld dat veel van onze klanten gebruik gemaakt hebben van de “bijzondere liquidatiereserve”. En niet ten onrechte! Reserves of overgedragen winsten kunnen op deze manier via dividenden, zonder tot liquidatie over te gaan, uitgekeerd worden aan een anticipatieve heffing van 10% met daarbovenop 5% bij uitkering (indien men uitkeert na 5 jaar). De werkelijk betaalde belasting bedraagt dan 13,64% (zie artikel van onze vorige nieuwsbrief: Bijzondere liquidatiereserve aanslagjaar 2013: deadline nadert!).

Op 1 januari 2016 werd de roerende voorheffing verhoogd van 25% naar 27%.

Er blijven nog slechts enkele kleine uitzonderingen (15% rv): de inkomsten uit cessie of concessie van auteursrechten, de “Leterme bon”, de VVPR-KMO regeling, intresten van spaardeposito’s boven de vrijgestelde schijf.

Ter herinnering: VVPR-KMO regeling: 15% rv op dividenden van aandelen die zijn uitgegeven in ruil voor een inbreng in geld sinds 01/07/2013.

Heeft men gebruik gemaakt van de bijzondere liquidatiereserve, zoals hierboven beschreven, dan blijft bij uitkering na 5 jaar de belasting 5%. Indien men echter uitkeert binnen de 5 jaar, dan wordt de belasting toch nog 17% in plaats van 15%.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Tip! Optimaliseer uw groepsverzekering en IPT vóór het einde van het boekjaar.

Als Abeka, de fiscale en financiële ontzorger, is het onze taak u regelmatig op de hoogte te houden van opportuniteiten.

Daarom wensen wij u op het einde van dit jaar nog eens te wijzen op de optimalisatie-mogelijkheden binnen uw groepsverzekering of IPT.

De fiscus legt uw verzekeraar en uw vennootschap een aantal spelregels op om de fiscale aftrekbaarheid van de premie te garanderen.
In het kader van een goede opvolging van uw dossier, adviseren wij u, om op basis van uw meest recente gegevens, deze fiscale 80% regel voor uw contract te laten na kijken.

Door optimalisatie hebt u mogelijkheden om aan bijkomende pensioenopbouw te doen,  door een verhoging van de jaarpremie of eventueel door de storting van bijkomende enige premie(back service), of een combinatie van beiden.

Wij zetten voor iedereen nog eens de voordelen van de individuele pensioentoezegging op een rijtje:

  • Alle premies voor uw IPT zijn fiscaal aftrekbaar in de vennootschap.
  • De IPT staat met stip op nr.1 om gelden uit uw vennootschap naar uw privé-vermogen te brengen.
  • De intrestgarantie overstijgt de intrestgaranties van spaarboekjes en de staatsbon.
    De hoogste intrestgaranties voor nieuwe stortingen liggen vandaag nog op 1,5% + winstdeelname. Oude stortingen blijven genieten van de rentevoet die voorheen geldig was, en dit tot einddatum van uw contract. Zo blijft u genieten van de toenmalige intrestvoeten van 3,75%, 3,25%, 2,5% tot uw 60/65 jaar!
  • Met tak 21 verzekeringen bieden verzekeraars “zekerheid” in financieel onzekere tijden, met tal van wettelijk ingebouwde beschermingsmechanismen ten voordele van de cliënt.
  • Via sommige IPT verzekeraars kan u voordelig gebruik maken van de reserves in uw pensioenplan voor onroerend goed investeringen ten privé titel, door een voorschot op te nemen of een inpandgeving van uw contract.
  • U kan de IPT combineren met andere pensioenopbouwcontracten vb. een VAPZ, en ook een gewaarborgd inkomen of een overlijdensdekking aan scherpe tarieven toevoegen.

Aarzel niet om hierover bijkomende informatie op te vragen!

Abeka, die trouwens geen verzekeringen aanbiedt, is uw neutrale partner voor verder advies.

 

(Bron: Lesseliers & Co Verzekeringsmakelaars)




BTW op bestuurdersvergoedingen opnieuw uitgesteld tot 01/04/2016 – BTW-eenheid!!!

Bent u een bestuurder of zaakvoerder die zijn mandaat uitoefent via een vennootschap, dan is volgend artikel belangrijk.


Hoe zit het juist in elkaar?

  • Bestuurdersbezoldigingen voor een natuurlijk persoon zijn niet aan BTW onderworpen.
  • Voorheen konden bestuurdersvennootschappen kiezen om hun bestuurdersvergoedingen al dan niet aan BTW te onderwerpen.
  • De eerste verlenging gebeurde tot 01/01/2016.
  • Bedoeling was om vanaf 01/01/2015 deze bestuurdersvergoedingen (periodieke vergoedingen, tantièmes, presentiegelden) voor vennootschappen aan de BTW te onderwerpen.
  • Er werd beslist de inwerkingtreding van deze maatregel terug met 3 maanden uit te stellen tot 01/04/2016.
  • Nadeel: Voor vennootschappen welke niet onderworpen zijn aan de BTW kan dit een meerkost tot gevolg hebben. Mogelijk kan de BTW-eenheid een oplossing bieden.  Informeer tijdig.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Vanaf 1 januari 2016: geen werkgeversbijdrage op de eerste aanwerving voor onbepaalde duur en vermindering op de volgende vijf aanwervingen

Het voorstel zal in werking treden op 01/01/2016. Het gaat om twee maatregelen:

  • Levenslange vrijstelling van werkgeversbijdragen op de eerste werknemer die in dienst wordt genomen in de komende 5 jaar.
  • Vermindering van de sociale bijdragen voor de 2de tot de 6de aanwerving.  De huidige voordelen die betrekking hadden op de 1ste, 2de, 3de, 4de en 5de aanwerving worden respectievelijk verschoven naar de 2de, 3de, 4de, 5de en 6de aanwerving. De verminderingsbijdragen hierna vermeld zijn maximumforfaits die toegekend worden bij voltijdse tewerkstelling en bij volledige kwartaalprestaties.

Dia1

 

Opmerkingen:

  1. Deze informatie is onder voorbehoud, omdat de definitieve wetteksten nog niet beschikbaar zijn (dd. 07/12/2015). Na de publicatie wordt dit artikel dan ook aangepast.
  2. De doelgroepvermindering mag slechts toegepast worden op voorwaarde dat de werknemer minstens 27,5% prestaties bereikt in het betrokken kwartaal (voor personeel dat deeltijds werkt en horecapersoneel is dit geen voorwaarde).
  3. Bij deeltijdse tewerkstelling worden deze verminderingen geprorateerd.
  4. Voor 2016 mag de werkgever wel de verhoogde verminderingsbijdragen toepassen voor zijn werknemers die in dienst kwamen in 2015, maar enkel voor het resterend aantal kwartalen.
  5. Om de levenslange vrijstelling 1e werknemer te kunnen genieten, moet u een “nieuwe werkgever” zijn. Dit wil zeggen:
    – nooit een werknemer in dienst gehad
    – sedert tenminste 4 opeenvolgende kwartalen voorafgaand aan het kwartaal van indienstneming, niemand in dienst gehad
  6. Er zullen garanties worden ingebouwd om misbruiken te vermijden.
  7. Vanaf 2017 zouden deze bedragen nog verhoogd worden.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Verbouwen aan 6% btw: welke woningen vallen uit de boot? Een overgangsmaatregel werd voorzien!!

Vanaf 1/1/2016 zal, om verbouwingen aan privé-woningen tegen 6% btw gefactureerd te krijgen, de eerste ingebruikname van de woning tenminste 10 jaar aan de werken moeten voorafgegaan zijn. Tot op heden was deze termijn 5 jaar.
Woningen met ingebruikname 2007-2010 vallen dus uit de boot. Maar gelukkig genoeg heeft men in laatste instantie voorzien in een overgangsmaatregel voor woningen die vanaf 01/01/2016 niet voldoen aan de nieuwe ouderdomsvereiste.

Voorwaarden om in aanmerking te komen voor de overgangsmaatregel om zodoende de oude “tariefregeling 2015” te kunnen genieten tot uiterlijk 31.12.2017

Voorafgaandelijke opmerking:
Woningen die na 31/12/2010 voor het eerst in gebruik zijn genomen kunnen zich NIET beroepen op de “tariefregeling 2015” noch op de overgangsmaatregel. Voor dergelijke woningen geldt het normale btw-tarief van 21%.

Om na 31/12/2015 alsnog in aanmerking te kunnen komen voor de “tariefregeling 2015”:

1. moet de woning tussen 01/01/2007 en 31/12/2010 voor het eerst in gebruik zijn genomen

2. moet op 31/12/2015 voldaan zijn aan alle toepassingsvoorwaarden van de “tariefregeling 2015”

3. dient:

  • de overeenkomst met betrekking tot de concrete werken gesloten te zijn uiterlijk op 31/12/2015.
    Naast de wettelijk voorziene gevallen waarin een overeenkomst vaste dagtekening heeft (o.a. registratie op een registratiekantoor naar keuze of de opname van de hoofdinhoud van de overeenkomst in een authentieke (notariële) akte), kan de vaste datum van de overeenkomst ook worden aangetoond indien de dienstverrichter/aannemer uiterlijk op 31/12/2015 een kopie van de overeenkomst aan zijn btw- controlekantoor bezorgt (zie ook onderstaande opmerkingen). Het btw- controlekantoor reikt in dat geval een ontvangstbewijs uit met vermelding van de datum van ontvangst en de coördinaten van de betrokken partijen (dienstverrichter en bouwheer) (Opgelet de btw-controlekantoren zullen van 25/12/2015 tot en met 03/01/2016 gesloten zijn ) OF;
  • voor de werken onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning dient de aanvraag met betrekking tot de concrete werken ingediend te zijn uiterlijk op 31/12/2015. De indieningsdatum moet worden aangetoond aan de hand van: een door de gemeente uitgereikt ontvangstbewijs OF het bewijs van aangetekende verzending OF het bewijs van digitale indiening via een overheidsplatform. De aannemer/dienstverrichter moet een kopie bewaren van die aanvraag, het bewijs van de indieningsdatum en de stedenbouwkundige vergunning OF;
  • voor de werken onderworpen aan een stedenbouwkundige meldingsplicht, moet het meldingsformulier met betrekking tot de concrete werken ingediend zijn uiterlijk 31/12/2015. De indieningsdatum moet worden aangetoond aan de hand van: een door de gemeente uitgereikt ontvangstbewijs OF het bewijs van aangetekende verzending OF het bewijs van digitale indiening via een overheidsplatform. De aannemer/dienstverrichter moet een kopie bewaren van het meldingsformulier en van het bewijs van de indieningsdatum.

4. moet de factuur m.b.t. deze werken uiterlijk 31/12/2017 uitgereikt zijn.

Link artikel: “Voor welke renovatiewerken geldt het btw-tarief van 6%?”

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Einde bankgeheim!!! Permanente regularisatieprocedure op komst?

Vanaf 1 januari 2016 zullen een 90-tal landen automatisch rekeningen- en inkomstengegevens uitwisselen om fraude en belastingontduiking tegen te gaan (zogenaamd “Common Reporting Standard CRS“).
Daardoor loopt het bankgeheim feitelijk ten einde in deze landen.
Naast vrijwel alle landen in de Europese Unie, treden ook diverse fiscale paradijzen toe, zoals Zwitserland, Luxemburg, Liechtenstein, …..

De informatie-uitwisseling behelst zowel particulieren als vennootschappen en dit zowel voor bancaire als verzekeringsbeleggingen.

Voor diegenen die woonachtig zijn in het buitenland (dit zal via een attest opgemaakt in 2016 gebeuren) zullen de banken in 2017 voor het eerst informatie over 2016 doorsturen naar de overheid van het land waar men fiscaal inwoner is.

Heeft u nog rekeningen in het buitenland, dan zorgt u er best voor dat deze geregulariseerd zijn.
Vraag desnoods uw bank naar de nieuwe regularisatiemogelijkheden.

Nieuwe wettelijke regularisatieprocedure op komst?

In het kader van de taxshift heeft de regering aangekondigd dat er een nieuwe wettelijke permanente regularisatiemogelijkheid zou worden vastgelegd.

Voorlopig, de publicatie in het Belgisch Staatsblad is nog geen feit, zou deze regularisatie er als volgt uit zien:

  • zowel voor natuurlijke als rechtspersonen
  • dossier dient ingediend te worden bij Contactpunt regularisaties
  • de regularisatie zou gelden voor ontdoken inkomstenbelastingen, btw, sociale zekerheidsbijdragen
  • er zou fiscale, sociale en strafrechterlijke immuniteit geboden worden
  • indien men enkel inkomsten zou willen regulariseren, zal men ook moeten aantonen dat het kapitaal fiscaal in orde is, anders moet men het bronkapitaal ook regulariseren
  • de boetes zouden 20% bedragen voor wat de inkomsten betreft en dit na toepassing van de normale belastingtarieven en 36% voor fiscaal verjaard kapitaal
  • deze boetes zouden in latere jaren verhoogd worden
  • belastingplichtigen, die in het verleden reeds gebruik gemaakt hebben van een regularisatieprocedure, komen opnieuw in aanmerking
  • een belastingplichtige zal slechts één dossier kunnen indienen onder de nieuwe wet

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Bijzondere liquidatiereserve aanslagjaar 2013: deadline nadert!

De fameuze taxshift voorziet in een verhoging van de roerende voorheffing van 25 naar 27 %. Maar nu nog kan u vroegere winsten uit uw vennootschap halen aan 10% of aan 13,64% (werkelijke belastingsdruk). Yes, you can!!!! Zelfs nog voor de winsten van boekjaar 2012 en 2013!!!!

Spijtig genoeg werd de benaming “liquidatie” er op geplakt, maar niets is minder waar.

Wie overweegt om gebruik te maken van de bijzondere liquidatiereserve voor de winst over aanslagjaar 2013 (veelal boekjaar 2012) maar nog geen definitieve beslissing daartoe genomen heeft, dient nu echt wel in actie te komen. De bijzondere heffing van 10 % dient immers vóór 30 november 2015:

  • via een bijzondere aangifte ingediend te worden
  • op de rekening van de belastingsadministratie te staan

 

Waarover gaat het?

U herinnert zich ongetwijfeld dat de Regering Di Rupo de roerende voorheffing (RV) over de liquidatieboni met ingang van 1 oktober 2014 verhoogde van 10 % naar 25 %. Daarbij werd wel in een overgangsregeling voorzien voor de bestaande reserves. Die mochten als dividend uitgekeerd worden tegen betaling van 10 % RV, waarna het nettobedrag in kapitaal geïncorporeerd werd. Dit systeem staat bekend als de “interne vereffening”. In praktijk ging het veelal over belaste reserves tot en met aanslagjaar 2012.

De regering Michel heeft bij haar aantreden een permanent karakter gegeven aan dit systeem (al zijn er wel wat positieve verschilpunten). Het nieuwe stelsel staat bekend als de liquidatiereserve en is van toepassing sinds aanslagjaar 2015.

Dat betekent dat de winsten over aanslagjaren 2013 en 2014 tussen wal en schip vielen. Met de bijzondere liquidatiereserve wil de regering alsnog een éénmalige kans geven om de winst van die jaren mee te betrekken in de liquidatiereserve.

 

Waarom zou u gebruik maken van de (bijzondere) liquidatiereserve?

Door gebruik te maken van de (bijzondere) liquidatiereserve en dus nu de afzonderlijke heffing van 10 % te betalen, is er bij latere vereffening geen RV meer verschuldigd.

Bij een gewone dividenduitkering van deze liquidatiereserve is daarentegen nog slechts 5 % RV verschuldigd, mits het respecteren van een wachttermijn van 5 jaar (helaas).

Wacht je geen 5 jaar, dan bedraagt de RV alsnog 15 %.

Het is dus duidelijk dat er een brede kloof gaapt tussen het verlaagd tarief van 10 % resp. 15 % (wachttijd 5 jaar) en het gewone tarief van 25 %. In praktijk is het verschil zelfs nog iets groter.  Gelet op de berekeningswijze van de bijzondere heffing van 10 % en het feit dat deze wordt gedragen door de vennootschap (en niet door de aandeelhouder zoals bij een dividend), bedraagt de werkelijke belastingdruk op een dividend (na wachttermijn van 5 jaar) slechts 13,64 %.

Door gebruik te maken van de (bijzondere) liquidatiereserve kan u de globale belastingdruk dus gevoelig verminderen!

Bovendien wordt de kloof alleen maar groter als gevolg van de tax shift: het gewone tarief RV zal immers stijgen naar 27 %.

Terloops, voor wie gebruik maakt van de liquidatiereserve en vervolgens overgaat tot uitkering van een dividend in jaar 1, zal 17 % (in plaats van 15 % RV) moeten inhouden.

 

Voor wie is dit interessant?

De liquidatiereserve staat enkel open voor kleine ondernemingen. Wat de bijzondere liquidatiereserve betreft, volstaat het dat de vennootschap zich als ‘klein’ kwalificeerde voor aanslagjaar 2013 resp. 2014, ook al is ze intussen ‘groot’.
In volgende omstandigheden is de bijzondere liquidatiereserve zeker het overwegen waard:

  • uw ondernemingsrisico is relatief beperkt (de kans op toekomstige verliezen is gering)
  • u heeft vereffeningsplannen (de wachttermijn van 5 jaar geldt hier niet!)
  • de vennootschap heeft overtollige liquiditeiten die niet geïnvesteerd worden
  • het eigen rendement op deze liquiditeiten weegt niet op tegen de belastingbesparing (de bijzondere heffing die u nu betaalt, kan u uiteraard niet meer beleggen)
  • u kan de beschikbare liquiditeiten (na wachttermijn van 5 jaar) zelf goed gebruiken
  • alle aandeelhouders (of veruit de belangrijkste) zijn natuurlijke personen.

In de praktijk is de (bijzondere) liquidatiereserve veelal interessant voor vennootschappen van vrije beroepers, consultants en managers. Dat neemt niet weg dat de regeling ook voor andere KMO’s nuttig kan zijn.

 

Wat moet u doen?

Wie gebruik wil maken van de bijzondere liquidatiereserve over aanslagjaar 2013 moet daartoe vóór 30 november 2015 een bijzondere aangifte indienen alsook de overeenkomstige belasting betalen.

Het is overigens mogelijk om meteen ook de bijzondere liquidatiereserve over aanslagjaar 2014 (inkomstenjaar 2013) af te wikkelen, al heeft u daartoe nog tot 30 november 2016 tijd.

 

Advies:

Al onze klanten, waarvan wij dachten dat zij voor deze opportuniteit in aanmerking kwamen, werden door Abeka+ reeds pro-actief geadviseerd.

In het geval u over deze fiscale opportuniteit nog vragen zou hebben kan u, klant zijnde of niet, nog deze week met ons contact opnemen zodat wij samen met u kunnen bespreken of deze bijzondere liquiditeitsreserve iets voor u is en wij deze alsnog tijdig kunnen implenteren.