1

Fiscale bemiddelingsdienst

De fiscale bemiddelingsdienst is een objectief, onafhankelijke en onpartijdige overheidsinstantie die tussenbeide kan komen bij een blijvend geschil met de federale belastingadministratie.

Ondanks het feit dat deze dienst deel uitmaakt van de FOD Financiën werken zij volledig onafhankelijk en zullen steeds tot een aanvaardbare oplossing proberen te komen met de belastingadministratie en de belastingplichtige bij een blijvend geschil.

 

Procedure

Ontvangt u een aanslag van de fiscus waarmee u, omwille van gegronde redenen niet akkoord gaat, dan kan u tijdens de bezwaartermijn beroep doen op deze dienst. Belangrijk is dat u eerst binnen de wettelijk voorziene termijnen in bezwaar gaat alvorens de dienst in te schakelen. De dienst kan bemiddelen na de indiening van het bezwaarschrift, maar vóór de uitspraak over het bezwaar of de instelling van de vordering bij een rechtbank van eerste aanleg.

 

Voordelen

Indien u vermoedt dat de belastingadministratie uw bezwaarschrift zal verwerpen, kan deze dienst, in tegenstelling tot een latere gerechtelijke procedure, het geschil in alle sereniteit, vertrouwelijkheid, discretie en bovendien gratis behandelen.

Procedure van bemiddeling

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Fiscale ongelijkheid buitenlandse onroerende goederen

Niet verhuurde in België gelegen onroerende goederen worden in de personenbelasting belast aan het geïndexeerd kadastraal inkomen x1,4. Buitenlandse onroerende goederen worden in principe niet belast, maar de werkelijke huurwaarde werd tot op heden wel in aanmerking genomen om het progressieve tarief in de personenbelasting te bepalen.

Het kadastraal inkomen is doorgaans lager dan de huurwaarde, waardoor een buitenlands onroerend goed een zwaardere belastingdruk ondergaat (ook al wordt het niet verhuurd).

Uit een arrest van het Hof van Justitie blijkt dat dergelijk verschil in fiscale behandeling een ongerechtvaardigde schending is van het vrije kapitaalverkeer.

De vraag is nu hoe de rechtspraak en de wetgeving zal evolueren naar aanleiding van dit arrest.

Zal men nog steeds de werkelijke huurwaarde moeten weerhouden of mag een vergelijkbaar element zoals het buitenlands KI aangegeven worden?

In ieder geval een interessant arrest indien u van mening bent dat u ongelijk werd aangedaan.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Woonbonus – Aftrek enige eigen woning

De woonbonus werd door de overheid gelanceerd in 2005 om een hypothecaire lening voor aankoop, nieuwbouw en verbouwing van een huis fiscaal gezien aantrekkelijker te maken.

De woonbonus levert momenteel een belastingvoordeel op van 30% tot 50% op een bedrag van 2.280 euro plus 760 euro de eerste tien jaar, vermeerderd met 80 euro indien u op 1 januari na het afsluiten van het leningscontract drie of meer kinderen ten laste heeft.

Vanaf 2015 is de woonbonus of anders gezegd de aftrek enige eigen woning niet langer een federale materie.

In Vlaanderen zal de aftrek woonbonus lager zijn dan de huidige federale woonbonus. Er zal slechts een maximaal belastingvoordeel zijn van 40% op 1.520 euro plus 760 euro de eerste tien jaar.

Om onder de ‘oude’ regelgeving te vallen, moet de woning op 31.12.2014 uw enige én eigen woning zijn en moet de lening afgesloten zijn vóór 31.12.2014.

 

Enige woning:

Indien uw oude woning op 31.12.2014 nog niet verkocht is, heeft u in principe 2 woningen. Toch zal u aanspraak kunnen maken op de woonbonus als u de woning ten laatste op 31.12.2014 te koop gesteld heeft.

 

Eigen woning:

Het is een vereiste dat u op 31.12.2014 gedomicilieerd bent in de woning waarvoor u de woonbonus toepast. Kan u de woning omwille van contractuele belemmeringen of overmacht niet betrekken, dan blijft de woonbonus van toepassing als u ten laatste 31.12.2016 in de woning woont. Lukt dat pas later, dan verliest u tijdelijk het belastingvoordeel.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Redmiddel bij overmatige fiscale schulden

Achterstallige fiscale schuld

Een achterstallige fiscale schuld bestaat in de meeste gevallen uit vier elementen.  De hoofdsom, belastingverhogingen, boeten en nalatigheidsintresten. 

De hoofdsom is de belasting zelf, belastingverhogingen kunnen oplopen van 10% tot 200%, boeten van 25 eur tot 1.250 eur en nalatigheidsintresten van 7%-12%. Een belasting kan al snel verdubbeld of zelfs verdrievoudigd worden door de toepassingen van de belastingverhogingen en intresten.

De dag van vandaag zijn er ontelbare reden waardoor een persoon in financiële problemen kan terechtkomen, met als gevolg dat hij zijn fiscale schulden niet meer kan betalen.

Om de levensstandaard van de burgers te garanderen zijn er nu een aantal maatregelen genomen.

De vrijstelling van nalatigheidsintresten en het onbeperkt uitstel van de invordering zijn enkele voorbeelden.

 

Vrijstelling van nalatigheidsintresten en onbeperkt uitstel van de invordering

Bovenstaande maatregelen kunnen enkel worden toegestaan in bepaalde gevallen waarbij er minimaal aan een aantal voorwaarden moet zijn voldaan.

 

Vrijstelling van nalatigheidsintresten:

  • Er zijn geen andere schulden.
  • Het gaat om een tijdelijk betaalprobleem.
  • Het verzoek moet gemotiveerd zijn.

 

Onbeperkt uitstel van de invordering:

  • Het gaat om een duurzaam betaalprobleem.
  • Enkel voor natuurlijke personen.
  • Slechts 1x om 5 jaar mogelijk.
  • Het verzoek moet gemotiveerd zijn.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Eén BTW-aangifte voor al uw Europese handelingen

Vanaf 1 januari 2015 zal de BTW over bepaalde diensten betaald moeten worden in het land waar de afnemer gevestigd is.
Bij B2C transacties zou dit betekenen dat de dienstverrichter zich voor BTW-doeleinden moet laten registreren in verschillende landen en hier dan een BTW-aangifte moet indienen.

Om deze administratieve problematiek te vereenvoudigen werd de MOSS aangifte (mini-one-stop-shop) in het leven geroepen.  De MOSS aangifte is van toepassing op ondernemingen die:

  • in België gevestigd zijn
  • elektronische-, telecommunicatie- of radio- en televisieomroepdiensten verrichten:
    – aan een niet BTW-plichtige
    – in een andere lidstaat van de Europese Unie

 

Het voordeel van de MOSS aangifte is dat:

  • u slechts één elektronische BTW-aangifte indient voor al de diensten in alle lidstaten waar u niet gevestigd bent
  • u slechts één betaling van de verschuldigde BTW dient te verrichten[/dt_list_item][/dt_list]

De MOSS aangifte is facultatief, niet verplicht en het zal niet mogelijk zijn om aftrekbare BTW te recupereren via deze aangifte.

De registratie is mogelijk vanaf 01/10/2014.

Link FOD Financiën

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




BTW-plicht voor advocaten

Advocaten zijn vanaf 2014 BTW-plichtig.

Belangrijkste aandachtspunten en wijzigingen zijn in deze de wijze waarop advocaten moeten “factureren” en vooral “het tijdstip” hiervan.
De BTW wordt opeisbaar bij de voltooiing van de dienst of bij de betaling door de klant.
Voor diensten geleverd in 2013 moest worden gekeken … lees meer …
Artikel BTW-plicht voor advocaten




Aan welke voorwaarden moet een doktersattest voldoen?

Het gebeurt wel vaker dat een werknemer een attest overhandigt aan zijn werkgever, waarbij de arts de arbeidsongeschiktheid vaststelt, ook voor een aantal dagen in het verleden voor de consultatie.  Moet de werkgever hiermee rekening houden?  Wat zijn de verplichtingen van de werknemer?

De volgende link van SD Worx geeft een duidelijk overzicht.

Voorwaarden doktersattest
(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Forfaitaire onkostenvergoeding voor bedrijfsleiders is mogelijk

Er is al heel wat te doen geweest inzake de forfaitaire onkostenvergoeding die vennootschappen aan hun bedrijfsleiders (zaakvoerders, bestuurders van vennootschappen) kunnen toekennen.

Sinds de Vlaamse regering in 2003 besliste dat inspecteurs van het ministerie van Financiën die gedetacheerd werden naar het Vlaams Gewest een forfaitaire onkostenvergoeding kregen van 210 euro per maand werd het niet meer dan aannemelijk dat ook bedrijfsleiders een onkostenvergoeding mochten krijgen.

Met een forfaitaire onkostenvergoeding wordt bedoeld dat de vennootschap u dus een vast bedrag per maand terugbetaald als kosten eigen aan de vennootschap en waarvoor u dus geen bonnetjes, facturen, ticketten moet voorleggen. De kosten kunnen bijvoorbeeld zijn: parkingkosten, openbaar vervoer, traktaties aan klanten, kleine aankopen bureelmateriaal, een vergoeding voor maaltijden tijdens dienstreizen, de telefoon thuis, internet thuis, car wash, vergoeding kantoorkosten in de privé-woning, representatievergoedingen (geschenken, receptiekosten thuis), …

De grootte van deze onkostenvergoeding is echter niet voor iedereen hetzelfde en moet minstens redelijk zijn, dus is deze onkostenvergoeding functiegebonden.

Andere voorwaarden door de Rulingcommissie vooropgesteld zijn:

  • de werkgever dient aan te tonen welke werknemers een vergoeding krijgen,
  • waar door de fiscus kan aangetoond worden dat het autokosten of representatiekosten betreft, dient de aftrekbaarheid beperkt te worden,
  • wordt aangetoond dat de kosten vergoedingen voor maaltijden betreffen, dan kunnen geen maaltijdcheques worden uitgereikt.

De vennootschap moet kunnen aantonen dat het beroepsmatige kosten zijn (art.49 WIB 1992). Vanaf dat moment is het een aftrekbare kost voor de vennootschap.

Wat betreft de niet-belastbaarheid van de vergoeding bij de bedrijfsleider antwoordde de Minister op een parlementaire vraag dat dergelijke vergoedingen niet belastbaar zijn als de werkgever kan bewijzen dat:

  • de vergoeding bestemd is tot het dekken van kosten die hem eigen zijn
  • dat de vergoeding ook daadwerkelijk aan dergelijke kosten besteed is

De administratieve commentaar op het W.I.B. 1992 stelt tevens dat forfaitaire vergoedingen bepaald dienen te zijn overeenkomstig bepaalde normen die het resultaat zijn van herhaalde waarnemingen en steekproeven.

Deze kosten eigen aan de werkgever dienen verantwoord te worden door individuele fiches en samenvattende opgaven (“JA-ernstige normen”). Dit kan gebeuren via uw loonsecretariaat.

Laten wij er tevens nog eens op wijzen dat onkostenvergoedingen buiten de BTW vallen.

 

Ons advies 

Wij kunnen er in komen dat uw vennootschap u een onkostenvergoeding toekent. Wij stelden hierboven dat de onkostenvergoeding redelijk moet zijn. We concluderen dus ook dat als de overheid 210 euro aan haar personeel mag toekennen dat de Staat dit ook bepaald heeft op een ernstige wijze. Dus 210 euro is redelijk. Van een bedrijfsleider mogen we immers ook aannemen dat hij zeker niet minder kosten zal hebben, integendeel zelfs.

Let wel op, het argument dat ambtenaren van het AOIF deze onkostenvergoeding ook krijgen is geen goed argument. U moet kunnen aantonen dat u die kosten maakt voor uw bedrijf. Als u alle parkingkosten en car-wash kosten ook nog eens in uw vennootschap inbrengt dan kan je moeilijk beweren dat die 210 euro juist die kosten dekken!!

Zorg ook voor een vast maandelijks bedrag. Forfaitaire kosten wil zeggen op jaarbasis, het is dus een gemiddelde. Het doet er dus niet toe of je enkele dagen op reis bent geweest of ziek was.

Bij langdurige afwezigheid of gedeeltelijke tewerkstelling dienen deze kosten proportioneel herleid te worden.

Verwittig betrokkene steeds dat wanneer zij hun werkelijke kosten bewijzen zij deze onkostenvergoeding in mindering dienen te brengen.

Overdrijf nooit !!!!!!

Ook voor buitenlandse kosten bestaat een forfaitaire vergoeding op dagbasis. u vindt deze ook op onze website terug.

 

Praktische werkwijze voor onze klanten

Leg eerst voor uzelf eens een dossiertje aan over welke kosten en bedragen het zou kunnen gaan. Als u een redelijke verantwoording kan geven, is het de fiscus die het tegendeel moet bewijzen.

Indien u overtuigd bent dat u juist zit, geef dan de maandelijkse kosten door aan uw sociaal secretariaat en neem hiervoor eenzelfde maandelijks bedrag. U vraagt aan het sociale secretariaat deze kosten op te nemen onder “kosten eigen aan de werkgever”.

Bericht ons welke bedrag u hebt doorgegeven aan het sociaal secretariaat en bezorg ons tevens het lijstje, zodat wij bij een controle gepast kunnen reageren.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Vanaf 1 januari 2010 kent de fiscus al uw financiële rekeningen!!!

Twee jaar na de afschaffing van het bankgeheim in België wordt nu een belangrijk instrument in het leven geroepen, waarmee de fiscus gemakkelijker gebruik kan maken van de nieuwe mogelijkheden om bankgegevens op te vragen.

Vanaf 2014 zijn de banken verplicht om bepaalde gegevens van hun klanten en hun rekeningen of contracten één keer per jaar door te geven aan een Centraal Aanspreekpunt (CAP) van de Nationale Bank (NBB). Die gegevens worden daar maximaal 8 jaar in een register bewaard. Zo kan de fiscus nagaan bij welke financiële instelling u een rekening of contract hebt en de bank eventueel om meer info vragen.

Niet alleen banken zijn verplicht om het bestaan van dergelijke rekeningen of contracten te melden aan het CAP. Ook leasingondernemingen of beleggingsvennootschappen moeten dat doen. En ook filialen of verkooppunten van buitenlandse financiële instellingen ontsnappen niet aan de meldingsplicht.

Buitenlandse banken, die geen vestiging hebben in België, kunnen natuurlijk niet verplicht worden om een melding te doen aan het CAP. Maar om die lacune op te vullen, zullen Belgische belastingplichtigen met een buitenlandse rekening  binnenkort zelf een melding moeten doen aan hetzelfde Centraal Aanspreekpunt.

Deze nieuwe regelgeving geldt voor alle rekeningen van natuurlijke personen, rechtspersonen en de feitelijke verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid die sinds 1 januari 2010 geopend zijn en die nog geopend worden. Het heeft geen belang of deze cliënten al dan niet Belgische inwoners zijn, of ze meer- of minderjarig zijn, en of ze handelen in een privé-hoedanigheid of beroepsmatig zijn.

De fiscus mag echter uw gegevens alleen maar opvragen als hij:

  • beschikt over aanwijzingen van belastingontduiking
  • een indiciaire afrekening wil opstellen (geen onbelangrijk element….)
  • de vraag van een buitenlandse zusteradministratie kreeg.

De fiscus moet u altijd op de hoogte brengen als hij uw gegevens opvraagt en u de reden meedelen.

De banken en kredietinstelling zijn verplicht jaarlijks alle rekeningen (spaar-, zicht- en transactierekeningen) die in de loop van het vorige jaar bestonden, door te geven aan het CAP. Dit met terugwerkende kracht tot en met het kalenderjaar 2010. Tegen 1 februari 2014 diende deze aangifte te gebeuren voor de jaren 2010, 2011 en 2012. Voor het jaar 2013 moet die informatie uiterlijk op 31 maart 2014 te worden afgeleverd.

Voor kredietcontracten geldt die regel maar vanaf 1 januari 2014. Een krediet dat volledig werd terugbetaald voor 1 januari 2014 wordt dus niet doorgegeven. Het gaat dan vooral om alle mogelijke vormen van kredietverlening (hypothecaire lening, kredietopening, consumentenkrediet…) – weliswaar alleen boven 200 euro – en verder om leasingcontracten en overeenkomsten m.b.t. beleggingsactiviteiten. Die vindt de fiscus natuurlijk interessant voor een aanslag op basis van tekenen en indiciën: een lening voor een dure aankoop zou kunnen wijzen op een hoger inkomen dan wat men officieel aangegeven heeft in zijn belastingaangifte.

Verzekeringscontracten vallen echter niet onder de meldingsplicht.  Voor uw kredieten wordt alleen het type krediet en het contractnummer meegedeeld. Andere eigenschappen (zoals uw kredietbedrag of de looptijd) worden niet doorgegeven. De eerste mededeling voor bestaande contracten in 2014 moet gebeuren tegen uiterlijk 31 maart 2015.
Welke gegevens dient de bank door te geven?

Persoonsgegevens:

  • Natuurlijke personen: het rijksregisternummer
    Indien niet aanwezig:

    • naam
    • voornaam
    • geboortedatum
    • geboorteplaats
    • geboorteland
  • Rechtspersonen ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen: inschrijvingsnummer KBO.
  • Andere klanten: volledige naam klant, rechtsvorm en land van vestiging.

 

Rekeningnummers:

De titularis of medetitularis worden doorgegeven (mandatarissen niet), ook als men maar een bepaalde periode in het jaar titularis was.
Contractnummers en type contract:

De hoofd- en medeondertekenaar worden doorgeven. Een borg wordt niet meegedeeld.

 

Uw rekeningsaldo, uw bankverrichtingen en alle andere types van producten (bv. termijnplaatsingen) of rekeningen (bv. effectenrekening of pensioenspaarrekening) dienen niet doorgegeven te worden aan het CAP.
Het CAP bewaart uw gegevens maximaal 8 jaar:

  1. vanaf de afsluitingsdatum van het laatste kalenderjaar waarin nog identificatiegegevens werden meegedeeld;
  2. vanaf de afsluitingsdatum van het kalenderjaar waarin de rekening/het contract afgesloten of beëindigd werd voor wat de gegevens van rekeningen/contracten betreft.

Vanaf 1 mei 2014 hebt u het recht om uw gegevens, die door het CAP werden opgeslagen, bij de Nationale Bank in te kijken. U kunt dat per brief aanvragen via: Nationale Bank van België, Kredietcentrales – Centraal Aanspreekpunt, Berlaimontlaan 14, 1000 Brussel. Bij de aanvraag moet een kopie van uw identiteitskaart gevoegd worden of als die er niet is, een verblijfsvergunning of een paspoort. U kan kosteloos de rechtzetting of verwijdering vragen van onjuiste gegevens die het Cap in zijn bezit zou hebben.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Dividend versus interim-dividend versus tussentijds dividend (aangepast aan CBN advies 133-5 14/01/2009)

Dividend

Dividenden worden in principe toegekend op de algemene vergadering die jaarlijks bijeenkomt om het resultaat te bespreken, goed te keuren en de winstverdeling te bespreken. Op de uitkering van dividenden is een betaling van roerende voorheffing voorzien die 15% of 25% (zie voorwaarden in een ander artikel op onze website) kan bedragen en die binnen de 15 dagen na toekenning dient doorgestort te worden aan de Ontvanger.

Van de inning van de roerende voorheffing wordt volledig afgezien met betrekking tot dividenden die worden toegekend

  • door een Belgische dochteronderneming aan een moedermaatschappij van een andere Lidstaat van de EU
  • door een aan de vennootschapsbelasting onderworpen vennootschap aan een andere aan de vennootschapsbelasting onderworpen vennootschap, op voorwaarde dat de verkrijger, op het ogenblik van de toekenning van de inkomsten, gedurende een ononderbroken periode van ten minste 1 jaar een deelneming behouden heeft van ten minste 25 % in het kapitaal van de vennootschap-schuldenares van de inkomsten.

Interim-dividend 

Onder welbepaalde voorwaarden is het echter toegelaten dat de raad van bestuur op een ander tijdstip kan beslissen om dividenden uit te keren. Dat heet het interim-dividend. Het gebruik van interim-dividenden is echter onderworpen aan bepaalde voorwaarden:

  • de uitkering van een interim-dividend is voorbehouden aan de naamloze vennootschap en de commanditaire vennootschap op aandelen
  • de statuten dienen de toekenning van interim-dividenden uitdrukkelijk toe te laten
  • deze uitkering mag alleen geschieden op de winst van het lopende boekjaar, in voorkomend geval verminderd met het overgedragen verlies of vermeerderd met de overgedragen winst zonder onttrekking aan de reserves die volgens een wettelijke of statutaire bepaling zijn of moeten gevormd worden. Een uitkering uit de beschikbare reserves is verboden (in tegenstelling tot tussentijdse dividenden)
  • de Raad van Bestuur dient eerst vast te stellen aan de hand van een staat van activa en passiva die niet ouder is dan twee maand dat er voldoende winst is om een interimdividend toe te kennen
  • het interim-dividend wordt ten vroegste zes maanden na het afsluiten van het voorgaande boekjaar toegekend, en nadat de jaarrekening van dat boekjaar is goedgekeurd
  • na een eerste interim-dividend mag tot een nieuwe uitkering niet worden besloten dan drie maanden na het besluit over het eerste interimdividend. De Commissie is dan ook de mening toegedaan dat in een klassiek boekjaar van 12 maand slechts twee interim-dividenden mogen toegekend worden.
    Als de toegekende interim-dividenden uiteindelijk meer bedragen dan het jaardividend dat door de algemene vergadering werd vastgesteld/bevestigd, moet het te veel betaalde dividend worden beschouwd als een voorschot op het eventuele dividend van het volgende boekjaar. Het interim-dividend is dus steeds definitief verworven. Het is geen voorwaardelijke betaling.

Deze voorwaarden maken het interim-dividend niet zo evident om toe te kennen.

Boeking interim-dividenden:

  • Bij de beslissing tot interim-dividend door het bestuursorgaan:
    694      Vergoeding van het kapitaal
    aan 471 Dividenden over het boekjaar
  • Bij de toekenning of betaalbaarstelling van het dividend:
    471       Dividenden over het boekjaar
    aan 453 Ingehouden voorheffingen
  • Bij de betaling van het dividend en de roerende voorheffing:
    471       Dividenden over het boekjaar
    453       Ingehouden voorheffingen
    aan 55… Kredietinstelling

Tussentijds dividend

Een andere oplossing is het tussentijds dividend.

Specifieke bepalingen

  • in tegenstelling tot het interimdividend waartoe de Raad van Bestuur actie dient te ondernemen is het hier een bijzondere algemene vergadering die actie onderneemt op een datum die niet samenvalt met de statutair voorziene datum voor de goedkeuring van de jaarrekening. In tegenstelling tot het interimdividend waarbij de regeling specifiek is opgenomen in het Wetboek is er inzake het tussentijds dividend niets geregeld in het Wetboek, zodat we mogen aannemen dat elke bijzondere algemene vergadering, ook deze van een BVBA of een andere vennootschap, tot een toekenning van een tussentijds dividend kan beslissen.
  • tussentijdse dividenden worden uitbetaald op basis van de beschikbare reserves zoals die blijkt uit de jaarrekening van het laatst afgesloten boekjaar, zonder dat kan worden geput uit de winst van het lopende boekjaar zoals het geval is met het interimdividend. Sommige auteurs stellen dat ook de overgedragen winst van het vorige boekjaar in aanmerking kan komen, maar hierover is zeker geen eensgezindheid.
  • een bijzondere algemene vergadering kan op elk ogenblik van het boekjaar beslissen om aan de aandeelhouders een dividend uit te keren dat aan de beschikbare reserves wordt onttrokken, zonder daarbij de spelregels van het interimdividend te moeten volgen.
  • nochtans is de Commissie van mening dat het niet aangewezen is een tussentijds dividend toe te kennen tussen de einddatum van het boekjaar en het moment van goedkeuren van de jaarrekening.
  • De toekenning van een tussentijds dividend is zonder meer definitief.
  • Een gelijkaardige boeking van de journaalposten als bij de interimdividenden is van toepassing.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)