1

Aansluiting sociale kas zelfstandigen: ten laatste op dag van start van activiteit!!!

Startende zelfstandigen moeten zich aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds binnen een termijn van 90 dagen. Deze termijn zal vanaf 1 april 2010 afgeschaft worden. Starters moeten zich vanaf dan aansluiten ten laatste op de dag van de start van hun activiteit.

De reden van het afschaffen van deze termijn is te vinden in het feit dat deze termijn dikwijls de basis vormde voor zwartwerk.

Men kon bij een sociale inspectie trouwens beweren dat een persoon net gestart was en dat hij zich liet aansluiten binnen de 90 dagen.

Wie laattijdig of niet aangesloten is, kan (zal) een geldboete krijgen van het RSVZ. De boete kan schommelen tussen € 500,00 en € 2.000,00.

Vennootschappen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de boetes van hun mandatarissen en werkende vennoten.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Forfaitaire verblijfsvergoedingen voor opdrachten in het buitenland: nieuwe bedragen vanaf 01/04/2014

Vanaf 1 april 2014 zijn er nieuwe bedragen van de forfaitaire verblijfsvergoedingen voor opdrachten in het buitenland van toepassing.

De volledige lijst zoals deze op 27/03/2014 werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad vindt u in onderstaande link.

Link Belgisch Staatsblad dd. 27032014

 

INHOUDELIJK

Voor kortstondige verblijven in het buitenland kunnen ambtenaren van een forfaitaire verblijfsvergoeding genieten. Daar deze vergoedingen voor buitenlandse reizen door de fiscale administratie als ernstig worden aanvaard, kunnen ook werknemers die in de privé-sector worden tewerkgesteld hiervan genieten.
Deze bedragen zijn vastgesteld per land.

Er zijn 2 soorten vergoedingen:

  • De huisvestingskosten: Dit zijn de maximum-richtprijzen voor hotels. Best doet U er echter aan om de werkelijke facturen in te boeken (bedragen zijn meestal hoger).
  • De dagelijkse forfaitaire verblijfsvergoedingen: Dit betreft een forfait voor kleine uitgaven en maaltijdkosten.

 

TE BEWIJZEN 

  • u moet kunnen bewijzen dat u in het buitenland was voor zaken,
  • het beroepsmatige karakter moet bewezen worden (inkomticket beurs, mails over afspraken, verslagen van meetings, factuur hotel),
  • u moet minstens 10 uur weg zijn als u op 1 dag heen- en terugreist. Indien er een overnachting bij is, dan tellen de dag van vertrek en de dag van terugkomst slechts voor een halve dag. De zakenreis mag in principe niet langer duren dan 30 opeenvolgende kalenderdagen.

Het betreft hier een NIET-BELASTBARE terugbetaling van eigen kosten. Dit betekent dat deze kosten aftrekbaar zijn voor de werkgever die ze toekent en niet belastbaar zijn bij de werknemer die ze ontvangt.

Aan de RSZ werd de vraag voorgelegd of deze fiscale bedragen ook door de RSZ werden aanvaard. De RSZ heeft hierop positief geantwoord. Voor de RSZ dekken deze forfaits evenwel uitsluitend de kosten van maaltijden, drank, het gebruik van plaatselijke vervoermiddelen en andere kleine uitgaven, met uitsluiting van reis- en logementskosten. Deze laatste moeten bewezen worden door middel van facturen.

Let wel op: U dient aan Uw sociaal secretariaat deze kosten op te geven. Zij dienen immers op de individuele fiche MET BEDRAG vermeld te worden.

De nieuwe circulaire (15/04/2011) heeft onopvallend een verstrenging (verduidelijking …) toegevoegd:

  • Indien uw beroep bestaat uit dagelijkse verplaatsingen naar het buitenland, dan vindt de fiscus dat dit niet in aanmerking kan komen. Het moet gaan over “dienstreizen”.
  • Alleen sedentaire functies komen in aanmerking: d.w.z. dat u hier in België uw vaste plaats van tewerkstelling moet hebben.

In onderstaande links vindt u telkens de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de lijst van verblijfsvergoedingen voor opdrachten in het buitenland vanaf 2010.

Link Belgisch Staatsblad dd. 01/04/2010

Link Belgisch Staatsblad dd. 09/05/2011

Link Belgisch Staatsblad dd. 30/03/2012

Link Belgisch Staatsblad dd. 06/05/2013

 

De Federale Overheidsdienst voor Financiën publiceerde een verduidelijkende handleiding bij de tabellen, Circulaire nr. Ci.RH.241/534.514 (AOIF 17/2006) dd. 11.05.2006, die u in volgende link terugvindt.

Website Fisconet

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Berekening van uw sociale bijdragen: wat en hoe

Berekening van uw sociale bijdragen : wat en hoe.

Als zelfstandige bent u – net zoals een loontrekkende – verplicht om sociale bijdragen te betalen.  In ruil daarvoor krijgt u recht op kraamgeld, kinderbijslag, gezondheidszorg (grote risico’s), pensioen, faillissementsverzekering en moederschapshulp. Hoeveel u betaalt, hangt af van uw beroepsinkomsten van 3 jaar voordien.

Wanneer en hoe moet u betalen?
Bij de betaling komen uw sociale bijdragen op de rekening van uw sociaal verzekeringsfonds dat op zijn beurt, en wel diezelfde dag, uw betaling overmaakt aan het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen.  Van daaruit worden de bijdragen verdeeld over de instanties voor kinderbijslag, de pensioenen en de ziekteverzekering voor zelfstandigen.

Sociale bijdragen betaalt u per kwartaal.  Vier keer per jaar – bij het begin van elk kwartaal – stuurt het sociaal verzekeringsfonds u een factuur voor de bijdragen die u dat kwartaal verschuldigd bent.  De betaling ervan moet voor het einde van dat kwartaal gebeurd zijn, anders wordt u door de overheid een nalatigheidsintrest van 3 % aangerekend en 7 % erbovenop per jaarovergang.

Hoe worden uw sociale bijdragen berekend tot en met 2014?
Uw sociale bijdragen worden tot en met 2014 berekend op basis van uw netto-belastbaar bedrijfsinkomen van 3 jaar geleden (= referentiejaar).  Het netto-bedrijfsinkomen is het bruto inkomen verminderd met de bedrijfslasten en -verliezen, zoals door de belastingadministratie wordt vastgesteld.  Dat netto-belastbaar inkomen wordt door de fiscus meegedeeld aan het sociaal verzekeringsfonds waarbij u bent aangesloten.

Het netto-bedrijfsinkomen van drie jaar terug wordt dan aangepast aan het indexcijfer, het wordt “geïndexeerd”.  Uw inkomsten van toen worden dus bekeken door de economische bril van vandaag, om te zien hoeveel ze vandaag waard zouden zijn.  Dat wil zeggen dat uw inkomen vermenigvuldigd wordt met de geldende indexeringscoëfficiënt van 1,08609.

Dit bedrag vormt nu het vertrekpunt voor de berekening van uw sociale bijdragen.
Het geïndexeerde inkomen wordt in schijven opgedeeld.  Op elke schijf wordt een bepaald percentage berekend.

Hoofdberoep of bijberoep?
Wat ook meespeelt bij het berekenen van uw sociale bijdragen, is het “statuut” waartoe u behoort.  De 2 belangrijkste groepen zijn die van “zelfstandige in hoofdberoep” en “zelfstandige in bijberoep”.  Opgelet: uw hoofdberoep is niet noodzakelijk de job waarmee u het meest verdient, maar wél de activiteit waaruit uw sociale rechten voortkomen.  In bijberoep verwerft u dus geen sociale rechten.

Tabel “Sociale bijdragen hoofdberoep en bijberoep” in PDF

Tabel “Sociale bijdragen voor zelfstandigen 2014” in PDF

Tabel “Sociale uitkeringen voor zelfstandigen 2014” in PDF

 

Op die manier bekomt men het verschuldigde bedrag per jaar.  Dit wordt dan gespreid over 4 kwartalen.

Werkingskosten van het sociaal verzekeringsfonds
Ook het sociaal verzekeringsfonds waar u bent aangesloten, moet betaald worden.  De prijs voor de administratieve verwerking van uw dossier wordt door de zelfstandige gedragen en verschilt van fonds tot fonds.

Starters betalen voorlopige bijdragen
Een starter heeft nog geen 3 jaar van zelfstandige activiteiten om op terug te blikken.  Daarom betalen beginnende zelfstandigen “voorlopige bijdragen” die dan later op basis van de effectieve beroepsinkomsten bijgestuurd worden.
Het 1e jaar is dat 640,61 euro per kwartaal, wat neerkomt op een verondersteld inkomen van 12.499,71 euro netto.
Twee à drie jaar na de start deelt de fiscus uw netto-belastbaar inkomen mee aan uw sociaal verzekeringsfonds.  Dan worden uw sociale bijdragen definitief berekend en betaalt u het verschil tussen de voorlopige en de definitieve bijdragen.

Als u als starter verwacht dat uw reële inkomen een stuk hoger zal liggen dan het verondersteld basisinkomen, dan raden wij u aan uw bijdrage te laten berekenen op dit geschatte inkomen.  Zo komt u niet voor onaangename verrassingen te staan, zoals zware bijkomende rekeningen de volgende jaren.

 

Berekening sociale bijdragen vanaf 2015
Vanaf 1 januari 2015 worden de sociale bijdragen voor zelfstandigen anders berekend.  Deze zullen voortaan berekend worden op basis van uw inkomsten van datzelfde jaar.  Zo staan uw bijdragen altijd in verhouding tot uw financiële situatie.

 

Startende zelfstandige/onderneming

 

[border_top;border_bottom]Loopbaanjaar,[border_top;border_bottom]Bijdrage,[border_top;border_bottom]%25,[border_top;border_bottom]Voorlopig%20berekend%20op,[border_top;border_bottom]Definitieve%20vaststelling%20van%20de%20bijdrage|[border_top;border_bottom]1,[border_top;border_bottom]2015,[border_top;border_bottom]20%2C5,[border_top;border_bottom]geschat%20inkomen%202015%20of%20minimumbijdrage,[border_top;border_bottom]in%202017%20op%20basis%20van%20inkomen%202015|[border_top;border_bottom]2,[border_top;border_bottom]2016,[border_top;border_bottom]21,[border_top;border_bottom]geschat%20inkomen%202016%20of%20minimumbijdrage,[border_top;border_bottom]in%202018%20op%20basis%20van%20inkomen%202016|[border_top;border_bottom]3,[border_top;border_bottom]2017,[border_top;border_bottom]21%2C5,[border_top;border_bottom]geschat%20inkomen%202017%20of%20minimumbijdrage,[border_top;border_bottom]in%202019%20op%20basis%20van%20inkomen%202017|[border_top;border_bottom]4,[border_top;border_bottom]2018,[border_top;border_bottom]22,[border_top;border_bottom]inkomen%202015*,[border_top;border_bottom]in%202020%20op%20basis%20van%20inkomen%202018

 

* Het is mogelijk om een lager of hoger inkomen door te geven.
U start met een eigen zaak op 01/01/2015.  De te betalen bijdragen zullen voorlopig berekend worden op het geschat inkomen dat u voor 2015 aangeeft.  U kunt ook opteren om per kwartaal een minimumbijdrage te betalen.

In 2017, wanneer uw inkomsten van 2015 definitief vaststaan, zullen uw voorlopig betaalde bijdragen herbekeken worden.

 

Voor een gevestigde ondernemer met een constante loopbaan in hoofdberoep, wijzigt er in principe in eerste instantie weinig.

 

[border_top;border_bottom]Bijdrage,[border_top;border_bottom]%25,[border_top;border_bottom]Voorlopig%20berekend%20op,[border_top;border_bottom]Definitieve%20vaststelling%20van%20de%20bijdrage|[border_top;border_bottom]2015,[border_top;border_bottom]22,[border_top;border_bottom]inkomen%202012*,[border_top;border_bottom]in%202017%20op%20basis%20van%20inkomen%202015|[border_top;border_bottom]2016,[border_top;border_bottom]22,[border_top;border_bottom]inkomen%202013*,[border_top;border_bottom]in%202018%20op%20basis%20van%20inkomen%202016|[border_top;border_bottom]2017,[border_top;border_bottom]22,[border_top;border_bottom]inkomen%202014*,[border_top;border_bottom]in%202019%20op%20basis%20van%20inkomen%202017

 

* Het is mogelijk om een lager of hoger inkomen door te geven.

Vanaf het vierde volledige jaar, dat u als zelfstandige werkt, wordt u als een gevestigde ondernemer beschouwd.  In het nieuwe systeem worden uw sociale bijdragen voorlopig op uw inkomen van 3 jaar terug berekend.  Uw voorlopige bijdragen voor 2015 worden berekend op uw inkomsten van 2012.  Op basis van deze inkomsten betaalt u voorlopig.  in 2017, bij de definitieve vaststelling van uw inkomsten van 2015, worden uw voorlopig betaalde sociale bijdragen herbekeken.

Bereken zelf uw sociale bijdragen!
Via de website van Xerius kunt u zelf gemakkelijk uw sociale bijdragen berekenen of simulaties maken.  Vul uw gegevens in en u krijgt meteen het verschuldigde bedrag te zien.

Op basis van deze tool kunnen de effectieve bijdragen van een zelfstandige in hoofdberoep berekend worden.  Ook voor startende zelfstandigen, die nog geen reële inkomsten kunnen opgeven, kunnen er simulaties worden gemaakt. Dit om te voorkomen dat de starter later grote herzieningen aan sociale bijdragen zou moeten betalen.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Aanpassingen van tarieven van de roerende voorheffing voor 2013 (bijkomend) en 2014

Na 2012 en 2013 worden ook in 2014 de tarieven roerende voorheffing aangepast. Wij geven u hierbij een kort overzicht van de wijzigingen, op 25/04/2013 nog niet gepubliceerd en dus ook nog niet echt van toepassing.


Roerende voorheffing op liquidatiebonus stijgt

Bij de ontbinding van de vennootschap worden alle activa (bv. investeringen) verkocht, de vorderingen (bv. openstaande klanten) geïnd en de schulden (bv. leningen) betaald. Het geld dat daarna beschikbaar is, wordt aan de aandeelhouders uitgekeerd. Het bedrag dat effectief wordt uitgekeerd, is niet noodzakelijk gelijk aan de liquidatiebonus.

Deze liquidatiebonus, dit is dus de belasting die men betaalt bij het stopzetten van een vennootschap, zal stijgen van 10% naar 25%. Vroeger (voor 1 januari 2002) was het uitkeren van deze liquidatiebonus zelfs belastingsvrij.

Die verhoging geldt wel pas vanaf oktober 2014.  Het is dus erg zinvol voor bedrijven die op het punt staan te stoppen, hun stopzetting nu reeds aan te vatten zodat zij nog een groot deel (of alles) kunnen uitkeren aan hun aandeelhouders aan het huidige tarief van 10% roerende voorheffing.

Anderzijds is het ook zo dat men kan overwegen om reeds bestaande reserves in het kapitaal van de vennootschap te incorporeren (hierbij zal men wel onmiddellijk 10% roerende voorheffing dienen te betalen) en vijf jaar later een kapitaalvermindering, zonder inhouding van roerende voorheffing, aan uzelf uit te keren. Momenteel is de kapitaalsvermindering immers nog vrij van roerende voorheffing, en wegens zijn eigenheid zien wij dit toch nog niet zo vlug veranderen.
Nieuw tarief van 15% roerende voorheffing op dividenden

Er zou vanaf 2013 toch een nieuw verlaagd tarief van 15% roerende voorheffing op dividenden komen, maar dan onder volgende voorwaarden:

  • het moet gaan om “kleine vennootschappen” (art.15. W.Venn.)
  • tarief zal enkel gelden voor dividenden toegekend aan aandelen op naam
  • deze aandelen op naam moeten uitgegeven zijn vanaf 01/07/2013
  • de aandelen moeten uitgegeven worden in ruil voor inbreng in geld
  • de eerste twee jaar na de inbreng zou het tarief nog wel 25% roerende voorheffing op deze dividenden bedragen
  • het derde jaar zou een tarief van 20% roerende voorheffing op deze dividenden gelden
  • pas vanaf het vierde jaar zou het tarief van de roerende voorheffing op deze dividenden 15% worden
  • deze tarieven zouden enkel gehanteerd worden voor zover deze aandelen ononderbroken in het bezit geweest zijn van de inbrengers

Wie dit allemaal bedenkt…..?? Wie dit allemaal in het oog moet houden….??  Maar goed om weten, dus wees er snel bij als u enige opportuniteiten ziet ….

Voor beginnende vennootschappen kan men dus misschien beter even wachten met de oprichting tot 01/07/2013.

Voor bestaande vennootschappen zou men vandaag kunnen liquideren (voor 1 oktober 2014) en een nieuwe oprichten. Vooral belangrijk als u denkt binnen enkele jaren uw vennootschap stop te zetten. Dan kan u mogelijk twee vliegen in één klap slaan door de voordelen van deze nieuwe maatregelen te combineren.  Hou wel rekening met alle fiscale spelregels zodat u niet geconfronteerd wordt met simulatie of de nieuwe antimisbruikbepaling. Volgens het Hof van Cassatie is het vereffenen en herbeginnen in een nieuwe vennootschap immers geen ‘fraude’ (Cassatie, 14.09.2007) en met de oude antimisbruikbepaling kon zo’n operatie ook niet aangepakt worden (Antwerpen, 17.04.2007).

En zo horen bij elke nieuwe maatregel dus ook opportuniteiten….

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Op welk tijdstip moet een factuur uitgereikt worden?

De factuur moet worden uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin de BTW opeisbaar is geworden. Dit wil zeggen de maand waarin de levering van de dienst of het goed is gebeurd.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Alles over de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voor brugpensioen

De leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden voor brugpensioen in het kader van het Generatiepact zijn gepubliceerd. Door de langere loopbaanvereisten worden de gelijkgestelde dagen voor het bepalen van de anciënniteit belangrijker.

De minimumleeftijd voor brugpensioen wordt 60 jaar. De vereiste loopbaan wordt van 20 jaar naar 30 jaar gebracht voor mannen en op 26 jaar voor vrouwen.

Bij uitzondering is ook brugpensioen op 58 mogelijk, op voorwaarde dat mannen 37 loopbaanjaren kunnen bewijzen en vrouwen 33 loopbaanjaren.

Meer en goed gestructureerde informatie vindt u op de website van Seniorennet.

Website Seniorennet

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




8,86% sociale bijdrage op groepsverzekering werknemers strenger gecontroleerd

Indien u voor uw werknemers een groepsverzekering hebt afgesloten, dan wordt er geen normale RSZ-bijdrage personeel berekend, maar dient er door de werkgever zelf wel een speciale bijdrage van 8,86% op de werkgeverspremie aangegeven en betaald te worden. Meestal geeft de werkgever dit bedrag door aan het loonsecretariaat.

De Overheid heeft een electronische databank gemaakt, waarin alle groepsverzekeringen zijn opgenomen. Daarvoor kunnen de verzekeraars zelf aangesproken worden om de nodige informatie aan te leveren. Zo een databank heeft niet alleen zijn voordelen, maar zeker ook zijn nadelen.

Wij stellen ook vast dat het dikwijls onwetendheid/vergetelheid is bij bedrijven dat zij zelf de nodige actie moeten ondernemen om deze taks aan te geven, en te betalen….

Wij moeten er dan ook geen tekening bij maken dat de RSZ de nodige softwareprogramma’s heeft ontwikkeld om de “niet-aangevers” op te sporen. En bent u bij de ” niet-aangevers “, dan zal er vrij snel een onderzoek volgen. En zoals u waarschijnlijk weet, zijn op niet betaalde RSZ-bijdragen hoge bijdrageopslagen en intresten verschuldigd.

In een normale procedure kan de RSZ drie jaar terug gaan. Wij raden u dan ook aan, indien er groepsverzekeringen voor uw personeel lopende zijn, een controle uit te voeren, tenminste over de drie laatste jaren. Voorkomen is immers beter dan genezen…

 

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Papieren dagontvangstenboek / elektronische versie

Tot voor kort moesten winkeliers alle verkopen, waarvoor zij geen facturen opstellen, dagelijks noteren in een vastbladig “dagontvangstenboek”, dat verplicht op papier met de hand moest worden bijgehouden.

Door gebruik te maken van een modern kassasysteem plakken veel kleinhandelaars hun afdrukken in het dagontvangstenboek.

Heden zijn de specifieke modaliteiten, waaraan zo’n elektronisch dagontvangstenboek best voldoet, door de BTW-administratie gepubliceerd op Fisconet (“BTW”, “Beslissingen”, beslissing nr. ET 112.577). Op het einde van het artikel vindt u een link met de integrale tekst.

1. Principe

Verkoopt u aan particulieren, dan hoeft u in principe geen factuur uit te reiken, maar het mag wel. Geeft u geen factuur, dan moet u in principe uw verkopen dagelijks inschrijven in uw dagboek van ontvangsten.

2. Voorafgaande opmerking

Met het houden van een boek op digitale wijze wordt uiteraard het onmiddellijk aanmaken van dat boek op een digitaal medium beoogd en in geen enkel geval het scannen van een boek dat op papier werd gehouden.

3. Voornaamste verplichtingen

  1. Het dagboek van ontvangsten en de dubbels van de rekeningen of van de ontvangstbewijzen dienen zich (per bedrijfszetel) op de bedrijfszetel te bevinden tot het verstrijken van de derde maand volgend op die waarin het genoemd dagboek werd afgesloten. Indien het dagboek van ontvangsten op elektronische wijze wordt gehouden, dient het binnen voornoemde periode elektronisch toegankelijk te zijn op de bedrijfszetel.
    Het dagboek van ontvangsten mag zich dus nooit, zelfs niet tijdens de BTW-periode, bij de boekhouder bevinden.
    Het dagboek van ontvangsten is verplicht dagelijks bij te houden. Elke niet ingeschreven dagontvangst is een overtreding. Dit wil zeggen: vijf dagen niet ingeschreven, dan is er vijf maal een boete te voorzien.
  2. Indien er meerdere bedrijfszetels zijn, dan is een centralisatieboek noodzakelijk.

  3. De controlerende ambtenaar kan de voorlegging vragen van dit digitaal dagboek van ontvangsten op het fiscaal domicilie van de belastingplichtige gedurende de periode waarin genoemd dagboek zich verplicht moet bevinden op de bedrijfszetel van de belastingplichtige (m.a.w. gedurende de periode waarop het betrekking heeft en de drie maanden die volgen op de datum van afsluiting ervan.)

  4. Beveiliging. De voornaamste bijkomende verplichting is dat het digitale bestand beveiligd moet worden met een “geavanceerde digitale handtekening van het type 2”. Hoe dat concreet moet gebeuren, is nog niet helemaal duidelijk, maar een gewone Excelsheet zal niet volstaan als elektronisch dagontvangstenboek!!!
  5. Opgelet! Heeft u een vergissing begaan, dan kunt u die nog wel corrigeren, maar enkel door een nieuwe, afzonderlijke (en deze keer correcte) inschrijving op de dag waarop u uw vergissing heeft ingezien met een verwijzing naar de inschrijving die u wilt wijzigen.

  6. Het dagboek van ontvangsten, ongeacht of het wordt gehouden op papier of op een digitale wijze, dient de handelingen op te nemen verricht tjidens een periode van 12 maanden.
    In het geval het dagboek van ontvangsten op digitale wijze wordt gehouden, is het derhalve in principe noodzakelijk om op het einde van de periode van 12 maanden een nieuw digitaal dagboek van ontvangsten te creëren voor het inschrijven tijdens de daaropvolgende 12 maanden van de verrichtingen die door dit dagboek worden beoogd. Indien de belastingplichtige het geheel van de dagelijkse financiële rapporten bewaart in een afzonderlijk bestand dat aldus het dagboek van ontvangsten uitmaakt, moet in principe een nieuw afzonderlijk bestand, bestemd voor het bewaren van de financiële rapporten voor de volgende 12 maanden, worden aangemaakt op het einde van de periode van 12 maanden.
  7. Krachtens artikel 60, §1, van het BTW-Wetboek, moeten de dagboeken van ontvangsten alsmede de centralisatieboeken worden bewaard door de personen die ze hebben gehouden, gedurende 7 jaar te rekenen vanaf de 1e januari van het jaar volgend op hun sluiting.

  8. We willen hier formeel benadrukken dat het BTW-dagontvangstenboek geen financieel dagboek is dat betrekking heeft op de contante betalingen. Alle verkopen aan particulieren, ook diegenen die niet cash hebben betaald, moeten hierin vermeld worden (behalve als aan particulieren facturen uitgereikt worden).

Besluit:

De strengere controle op het dagontvangstenboek en verantwoordingsstukken (bestelbons, kassatickets, BTW-bonnetjes) is voor ons als accountant zeer vervelend, omdat de correcte toepassing volledig bij u als klant berust. Het totaal van de dagelijkse kassa dient u per BTW-tarief voor die dag in te schrijven in uw ontvangstenboek!!!
Vergeet ook nooit dat verkopen boven de 250 euro inclusief BTW afzonderlijk moeten worden ingeschreven met vermelding van de aard van de verkochte goederen.

Volgens ons brengt elke digitalisering strengere verplichtingen, bijkomende kennis, alsook belangrijke kosten voor de belastingplichtige mee. Vergeet ook niet dat elke digitalisering sporen nalaat op uw computer, wat u willens nillens zuur kan opbreken.

 

Website Fisconet

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 

 




Handelsregister Nederland

Wilt u inzicht in uw Nederlandse leveranciers, klanten en concurrenten om het risico bij het zakendoen te verminderen, maak dan gebruik van uittreksels, jaarrekeningen, concernrelaties, bedrijfsprofiel en historiek uit het Handelsregister Online.

Indien u wenst, kunnen wij voor u de gewenste opvraging doen. U kan ook steeds terecht op onderstaande betalende site.

Website Handelsregister Nederland

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Terugbetaling kilometervergoeding

Een werkgever kan een werknemer die zijn eigen voertuig gebruikt voor dienstverplaatsingen vergoeden door:

Terugbetaling van het juiste bedrag:

Dit aan de hand van stukken die uw werknemer u voorlegt, zoals kastickets en facturen. Het is niet steeds evident om de hoogte van deze kosten te bepalen.
Bij een eventuele controle dient men deze kosten te bewijzen. In het geval u als werkgever meer betaalt dan de werkelijke kosten, dan wordt de overschrijding als loon gekwalificeerd, met als gevolg dat er RSZ-bijdragen en belastingen verschuldigd zijn.
Terugbetaling van een forfaitair bedrag

Voor de terugbetaling van kosten heeft u tevens de mogelijkheid om op regelmatige basis (bijvoorbeeld maandelijks met de uitbetaling van de lonen) een forfaitair bedrag terug te betalen. Dergelijk forfaitair bedrag kunt u zelf samenstellen. Wij wijzen u er op dat dit forfait moet overeenkomen met de werkelijke kosten. Indien u meer zou terugbetalen dan de reële kosten, wordt de overschrijding als loon gekwalificeerd.

De overheid heeft echter voor zijn ambtenaren een forfaitair bedrag vastgelegd voor de terugbetaling van de kosten die verband houden met het gebruik van de eigen wagen voor beroepsdoeleinden.
Dit forfaitair bedrag is tevens van toepassing in de privésector.
Indien u dit forfaitair bedrag hanteert, moet u de werkelijke kosten niet bewijzen. In het geval de werkelijke kosten dus minder bedragen dan het forfaitair bedrag loopt u geen risico dat er een herkwalificatie als loon aan te pas komt.

Dit forfaitair bedrag wordt jaarlijks op 1 juli aangepast.
Vanaf 1 juli 2014 bedraagt het bedrag van de forfaitaire kilometervergoeding 0,3468 EUR per kilometer.

Dit is ook van toepassing voor zaakvoerders en bestuurders.

In welke mate aftrekbaar? Daarvoor geldt de zgn. 30/70-regel. Van de betaalde vergoeding slaat 30% op brandstof, die voor 75% aftrekbaar is. De overige 70% dekt dan alle andere autokosten en is aftrekbaar voor 50% à 90%, naargelang van de CO2-uitstoot van de auto.

Een overzicht van de kilometervergoeding (ongeacht het vermogen van het voertuig) van de voorbije jaren vindt u in onderstaande tabel.

Tabel kilometervergoeding

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)