1

Bent u voorbereid op een fiscale controle? De fiscus op (be)zoek!

Een kleine bloemlezing van een recent bijgewoond topseminarie, gegeven door Sophie Lippens, advocaat-vennoot bij Mythra fiscale advocaten, willen we u zeker niet onthouden.

  • Wat kan/mag de fiscus?
  • Welke zijn de grenzen van en voor de fiscus?
  • En “last but not least”, hoe u en uw onderneming beschermen tegen de fiscus, zeker bij een onaangekondigd bezoek, ook inval genoemd?


Welke substantiële vragen dien je als ondernemer te stellen “alvorens” toegang te verlenen tot de beroepslokalen van uw onderneming? Ter info: uw receptie of onthaal
is geen beroepslokaal.

  • Hebt u een onderzoeksbevel van de onderzoeksrechter?
    • Neen, dan betreft het een fiscale controle.
    • Ja, dan betreft het een fiscaal strafrechtelijke controle.
  • Kan u mij uw “aanstellingsbewijs” tonen?
    Controleer de aanstellingsbewijzen van alle controleambtenaren (naam, opdracht, vervaldag…). Dit geeft u inzicht in het doel van de controle…waar is de fiscus naar op zoek.  Wanneer “vooraf” geen of een ongeldig aanstellingsbewijs wordt getoond, kan u als ondernemers de toegang tot uw onderneming weigeren zonder sancties, éénmaal de ambtenaren binnen zijn, dan is het te laat…


Wat kan de fiscus inkijken en vooral in welke mate hoeft u daaraan mee te werken?

  • Afhankelijk of de controle al dan niet strafrechtelijk is, zijn de bevoegdheden van de fiscus omlijnd
  • Protesteer/Weiger elke eigenhandige kopiename van digitale gegevens door de controleambtenaren.
  • Screen de inhoud van de PV’s op woorden als “vrijwillig”, “spontaan” of “met toestemming”…
  • U kan niet gedwongen worden om het proces verbaal te ondertekenen voor goedkeuring, teken voor ontvangst.
  • Niemand kan gedwongen worden om het gebouw niet te verlaten tijdens een fiscale visitatie.


Hoe antwoorden op vragen van de controleurs ?

  • Beantwoord de vragen zo gericht en duidelijk mogelijk.
  • Geef steeds de voorkeur aan schriftelijke vragen.
  • “Ik weet het niet” of “ik moet dit opzoeken” zijn correcte antwoorden!
  • U hebt het recht op stilzwijgen, maar dit bevordert niet steeds de verdere afhandeling van uw dossier.
  • Mondelinge vragen mogen door personeel beantwoord worden, mits toestemming van de bedrijfsleider.
  • Maak zelf en laat uw medewerkers of de aanwezige gerechtsdeurwaarder steeds notities maken over de opmerkingen, suggesties en vragen van de controleambtenaar.
  • Eis een PV van verhoor met alle vragen en antwoorden en breng verbeteringen aan waar nodig + vraag steeds een kopie.


Welke voorbereidingen dient iedere bedrijfsleider liefst vandaag nog voor zichzelf en zijn medewerkers te maken?

  • Wees ordelijk in uw administratie. Enkel wat wettelijk verplicht is, kan zich in uw beroepslokalen bevinden.
  • Opmaak van een stappenplan om een mogelijk onverwacht fiscaal bezoek zo vlot mogelijk te laten verlopen.
  • Bezorg uw onthaalbediende de telefoonnummer(s) van de personen (management/boekhouder) die onmiddellijk dienen verwittigd te worden bij een onaangekondigd bezoek van de fiscus.
  • Bepaal in uw arbeidsreglement wie bevoegd is om inspecteurs toegang te verlenen tot de bedrijfsruimten.
  • Verwittig onmiddellijk uw raadsman en/of gerechtsdeurwaarder (om vaststellingen te acteren).
  • Opgelet! Een inval door de fiscus is steeds erg goed voorbereid en gebeurt dikwijls gelijktijdig in uw onderneming, in uw bedrijf en mogelijk ook bij uw boekhouder.

Abeka organiseerde zich voor zijn klanten zodanig dat één van onze zaakvoerders/managementteam samen met een raadsman en/of gerechtsdeurwaarder zo snel mogelijk ter plaatse komen om u bij een onverwacht bezoek te ontzorgen. Onze zaakvoerders/managers werden inzake deze materie grondig opgeleid.

Maak een afspraak met Bruno Van De Poel, onze expert ter zake, via bruno@abeka.be. Hij bespreekt graag met u bovenstaande en tal van andere Tips & Tricks, die voor u en uw bedrijf het verschil maken tussen een fiscale (strafrechtelijke) controle, waarbij u als ondernemer in de “drivers seat” blijft of  eenzelfde onaangekondigd bezoek, waarbij u als rechtgeaard ondernemer het angstzweet uitbreekt.

 

(Auteur: Bruno Van De Poel, kredietmanager Abeka)




Bijzondere liquidatiereserve krijgt ruimer toepassingsgebied (voor het verleden)

Naar aanleiding van volgend artikel verwijzen wij vooreerst naar de inhoud van volgende link: Liquidatiereserve: uitbreiding naar boekjaar 2012 en 2013!!!

Het gaat meer bepaald om kleine vennootschappen met een gebroken boekjaar en een afsluitdatum in de laatste maanden van 2012. Omdat de latere regeling van de bijzondere liquidatiereserve slechts terugging tot aanslagjaar 2013 (voor de maatregel kwamen alleen belaste reserves in aanmerking die “bestonden” en goedgekeurd waren op 31 maart 2013), vielen die bepaalde vennootschappen met aanslagjaar 2012 niet in deze maatregel. Het Grondwettelijk Hof vindt dat discriminerend.

In afwachting kunnen de betrokken “kleine” vennootschappen het best bezwaar indienen.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Hoge belasting op gebruik gratis woning is ongrondwettelijk, zegt nu ook Antwerps Hof van Beroep (deel 3)

Eind 2011 werd door de belastinghervorming van de regering Di Rupo het voordeel van alle aard voor een woning zo goed als verdubbeld.

Het Gentse Hof van Beroep oordeelde vorig jaar al dat dit onderscheid discriminerend is. Maar nu komt het Hof van Beroep te Antwerpen tot hetzelfde besluit. De fiscus zal die conclusie nu nog maar moeilijk kunnen negeren.

Zie ook onze links:

 

“Unanieme” rechtspraak

In ons vorig artikel hebben we nog opgemerkt dat het weinig waarschijnlijk leek dat de fiscus zich zomaar zou neerleggen bij deze rechtspraak. Maar nu het Antwerpse Hof van Beroep dat van Gent bijtreedt, wordt het lastig voor de fiscus om nog vol te houden.

De kans is weliswaar reëel dat de bestaande regeling bevestigd zal worden in een nieuw koninklijk besluit, dat deze keer wel samen met een Verslag aan de Koning gepubliceerd zal worden met daarin de “juiste” verantwoording. Maar het zal moeilijk zijn om die “rechtzetting” terugwerkende kracht te geven. Voor zover nog mogelijk, dienen de betrokkenen dus best snel een bezwaarschrift in.

Verder opvolgen is de boodschap, Abeka kan u hierin verder begeleiden!!

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Opgelet: opvolging voorafbetalingen vennootschapsbelasting wordt terug belangrijk!!!

Vanaf Aj 2018 (inkomsten 2017) werd de notionele intrestaftrek aanzienlijk verminderd (0,737%) voor de  KMO en het tarief voor de vermeerdering onvoldoende voorafbetalingen werd verdubbeld naar 2,25%.  Het voordeel wordt meer dan gehalveerd en het nadeel meer dan verdubbeld.  Begrijpe wie kan, maar het is nu eenmaal zo.  Hierdoor zullen de adviezen voorafbetalingen terug aan belang winnen.  Een verschuldigde belasting van 50.000 euro wordt immers bij onvoldoende voorafbetaling verhoogd met 1.125,00 euro niet aftrekbare belasting vermeerdering!

Abeka zorgt ervoor dat hun klanten automatisch een advies voorafbetalingen ontvangen!!!!!

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Fiscale en andere nieuwtjes….

Fiscus int boete via loon, huur of bankrekening.

  • Vanaf 1 februari 2017 zal de fiscus de openstaande boetes innen door een betere opvolging via een computer die systematisch de snelste en meest efficiënte manier kiest om de bedragen te vereffenen.
  • Voorheen gebeurde dit door het tegenhouden van de terugbetaling van belastingen of het sturen van een deurwaarder.
  • Voortaan zal men ook systematisch gebruik maken van het derdenbeslag.
  • Werkgevers zullen de opdracht krijgen het openstaande boetegeld van het eerstvolgende salaris af te houden. Er geldt wel de beperking dat € 1.037 netto per maand niet vatbaar is voor beslag.
  • Huurders kunnen dan weer een brief in de bus krijgen met het verzoek om een deel van de huursom aan de belastingdiensten over te maken.
  • De fiscus kan banken ook vragen of er nog “voldoende provisie” op de rekening van de wanbetaler staat. Zo ja, dan mag het verschuldigde bedrag worden doorgestort.

 

Tankkaartentaks vanaf 2017!

  • Tot 31/12/2016 werd voor het gebruik van een auto van het bedrijf een “veel besproken” voordeel van alle aard auto aan de bedrijfsleiders of werknemers doorgerekend.
  • Daarenboven werd in de vennootschap 17% van het privé belastbaar voordeel in verworpen uitgaven opgenomen, dit boven de reeds andere niet-aftrekbare autokosten.
  • De verworpen uitgave van thans 17% wordt vanaf 1 januari 2017 verhoogd naar 40% indien de gebruiker van de auto ook beschikt over een tankkaart van de vennootschap en/of de werkgever.
  • Deze nieuwe “belasting” zal ook gelden als tankkosten terugbetaald worden, en eveneens voor de elektrische auto als er gebruik wordt gemaakt van elektriciteit van de vennootschap.
  • Zo los je het tekort in de begroting op!!!! Als wij ervan zouden uitgaan dat er € 15.000 autokosten zijn op jaarbasis (afschrijvingen per jaar inbegrepen), er € 3.000 brandstofkosten zijn, er een jaarlijks voordeel alle aard auto van € 8.000 is, en de fiscale aftrek van de auto (Co2-uitstoot) 50% is, dan betalen wij voor deze auto in 2017 626 meer vennootschapsbelasting. Als u dit vermenigvuldigt met het aantal auto’s dat onderworpen is….

 

Kwartaalvoorschotten BTW worden afgeschaft vanaf 1 april 2017

Zoals gemeld in onze nieuwsbrief van oktober (zie link) heeft Minister Van Overtveldt via een persbericht van 19/01/2017 inderdaad bevestigd dat:

  • De btw-voorschotten voor kwartaalaangevers worden afgeschaft vanaf 1 april 2017.
  • Kwartaalaangevers zullen net zoals maandaangevers wel een decembervoorschot moeten voldoen.

 

Bijzondere regeling interne meerwaarden bij de oprichting van een holding.

  • Voorheen werden heel wat aandelen van een vennootschap ingebracht aan de op het moment van inbreng werkelijke waarde. Soms kon men daardoor bij een vennootschap, opgericht met een kapitaal van € 18.500, de aandelen inbrengen voor  € 1.000.000 € of een interne meerwaarde van € 981.500.
  • Nadien kon men via een kapitaalvermindering belastingvrij uitkeren.
  • De fiscus doet er de laatste tijd alles aan om deze kapitaalsverminderingen aan te vallen, en ze te herkwalificeren als dividenden, waarop dan de roerende voorheffing van toepassing is.
  • Bij inbreng van aandelen in een holding vanaf 1/1/2017 zal de interne meerwaarde, bij latere kapitaalsvermindering, voortaan altijd belast worden aan de roerende voorheffing.
  • Verkoop van aandelen aan een holding kunnen nog wel ontsnappen aan de hogervermelde regel als blijkt dat men kan aantonen dat de verkoop geen abnormale verrichting is, er geen fiscale redenen zijn, bv. het uitwerken van een successieplanning.

 

Aanpassingen in bevallingsrust voor zelfstandigen.

  • Een zelfstandige kan tijdelijk haar zelfstandige activiteit stopzetten en hiervoor in de plaats een uitkering van het ziekenfonds krijgen.
  • Deze uitkering bedraagt bruto € 458,31 per week.
  • De duur van de bevallingsrust wordt verlengd van 8 naar 12 weken (bevallingen vanaf 1/1/2017)
  • Drie weken hiervan zijn verplicht te nemen, één week voor en twee weken na de bevalling.
  • De spreiding kan voortaan, met minstens één week, tot 38 weken na de bevalling.
  • Voorheen moest men alle beroepsactiviteiten stopzetten, nu kan men halftijds stoppen met de beroepsactiviteit. Het gaat dan om een periode van maximaal 18 weken halftijdse facultatieve bevallingsrust. De periode van opname blijft wel 38 weken. De uitkering bedraagt dan € 244,66 bruto.
  • De bedrijfsvoorheffing bedraagt steeds 11,11 %.
  • Inwerkingtreding 1/1/2017

 

Pro deo-diensten die advocaten verstrekken in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand, evenals de pro deo-diensten verricht door gerechtsdeurwaarders in het kader van de rechtsbijstand, worden vanaf 1 april 2017 onderworpen aan het normaal btw-tarief van 21%. Deze beslissing is ook van toepassing op advocaten-stagiairs en op kandidaat-gerechtsdeurwaarders. De administratie aanvaardt dat het bijzonder nultarief van toepassing is op de ereloonstaten die uiterlijk op 31 maart 2017 worden opgemaakt, zelfs wanneer de betaling ervan gebeurt op een later tijdstip.

 

Indexatiecoëfficiënt voor het kadastraal inkomen aangepast.

  • Voor inkomstenjaar 2016 bedraagt die coëfficiënt 1,7153, terwijl dat voor inkomstenjaar 2015 1,7057 was.
  • Is van belang bij verhuur voor privé-bewoning: u wordt immers getaxeerd op het geïndexeerde KI, verhoogd met 40%.
  • Ook de onroerende voorheffing stijgt dus.
  • Ook de voordelen alle aard gratis woonst passen zich aan. (dit wordt nu als volgt berekend:  geïndexeerd KI *5/3* 3,8)
  • Ook het voordeel alle aard verwarming en elektriciteit wordt aangepast: voor bedrijfsleiders vaa verwarming € 1910, vaa elektriciteit € 950, voor anderen vaa verwarming € 860, vaa elektriciteit € 430

 

In de horeca kunnen ook studenten, extra’s en flexi’s niet meer cash betaald worden.

  • Het verbod om werknemers cash te betalen bestond al langer, maar niet voor bovenvermelde werknemers.
  • Ook voor werknemers in bakkerijen kunnen cash betalingen niet langer.
  • Wijziging treedt in op 2 februari 2017.

 

Voor het vakantiegeld dat u in 2017 moet betalen voor de prestaties van 2016 kan een provisie aangelegd worden. De percentages voor aj. 2017 zouden zich aanpassen als volgt:

  • 18,80% wordt 18,60% van de vaste en variabele lonen (excl. de eindejaarspremie) van de bedienden die op het einde van het boekjaar nog in dienst waren en voor wie er geen zgn. decemberafrekening betaald werd;
  • 10,27% blijft 10,27% van 108/100 van de lonen van vorig jaar, toegekend aan de arbeiders die nu recht hebben op vakantiegeld én voor wie u dit jaar bijdragen betaalt aan de verlofkas.

 

Vervuilende voertuigen worden geweerd in stad Antwerpen.
De hele Antwerpse binnenstad en een deel van Linkeroever worden vanaf 1 februari 2017 een lage-emissiezone (LEZ).
De meest vervuilende voertuigen mogen de stad dan niet meer in. In 2020 en 2025 worden de LEZ-voorwaarden nog strenger. Zie ons artikel in onze nieuwsbrief van december.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Nieuwe beslissingen VLABEL over erfbelasting

Het artikel van Cazimir Advocaten dd. 23/01/2017 over de update inzake erfbelasting kunnen wij u niet onthouden.

Beding van aanwas en terugvalling

(Standpunt nr. 16092 dd. 14.11.2016 – publ. 03/01/2017)

Met betrekking tot de bedingen van aanwas en terugvalling houdt het nieuwe standpunt van VLABEL van 14/11/2016 weinig vernieuwing in. De standpunten in nr. 15050 van 30/03/2015 m.b.t. aanwasbedingen gekoppeld aan een overeenkomst onder de levenden, zijn voor het merendeel bevestigd. Hoewel absoluut ten onrechte, houdt VLABEL zich aan het vermoeden waarbij het beding van aanwas tussen gehuwden als een schenking wordt aanzien en op die manier zal worden belast. Dit principe kent enkel uitzondering wanneer het bezwarend karakter duidelijk uit de bewoordingen van de overeenkomst blijkt waardoor de aanwas fiscaal als ten bezwarende titel zal worden beschouwd. Daarentegen wordt het beding van aanwas tussen niet-gehuwden geacht ten bezwarende titel te zijn overeengekomen. Dit is een onhoudbare en bovendien ongeoorloofde discriminatie tussen gehuwden en ongehuwden, aangezien er geen objectieve elementen voorhanden zijn om dergelijk onderscheid te rechtvaardigen. O.i. zal VLABEL zich hierover dan ook vroeg of laat noodgedwongen moeten herbezinnen.

Indien twee gehuwden schenken onder voorbehoud van vruchtgebruik/rente en met aanwas van het vruchtgebruik of de rente bij het overlijden van de eerststervende, zal de realisatie van deze aanwas geen schenkbelasting opeisbaar maken. De aanwas valt eveneens buiten de erfbelasting, evenwel met dien verstande dat art. 2.7.1.0.6 VCF wel van toepassing is wanneer de aanwas een rente uitmaakt en de vervreemders echtgenoten zijn gehuwd onder een gemeenschapsstelsel.

Indien echter slechts één echtgenoot een goed zou schenken met voorbehoud van vruchtgebruik en met terugval van het vruchtgebruik ten behoeve van de langstlevende echtgenoot, wordt het beding van terugval beschouwd als een schenking. Als het gaat om een schenking van roerende goederen, dan is art. 2.7.1.0.3, 3° VCF van toepassing en wordt dus erfbelasting geheven en niet schenkbelasting. Dit geldt ook bij terugval van rente, maar dan op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF.

 

Levensverzekeringen verbonden aan een beleggingsfonds

(Standpunt nr. 16112 dd. 05.12.2016 – publ. 03/01/2017)

Verzekeringsproducten gekoppeld aan een beleggingsfonds (bv. levensverzekeringen Tak 23) zijn tegenwoordig erg in trek bij het grote publiek. Hoewel de keuze voor een tak 23-levensverzekering hogere opbrengsten kan genereren, mag niet uit het oog worden verloren dat hieraan ook een groter risico vasthangt. De risico’s van de interne fondsen hangen evenwel samen met de risico’s van de producten waarin het fonds belegt.

Bij overlijden van het verzekerde hoofd, wordt het opgebouwde kapitaal uitgekeerd aan de begunstigde van de levensverzekering. Dit uitgekeerde kapitaal zal worden beschouwd als een fictief legaat krachtens art. 2.7.1.0.6 VCF en dus worden belast met erfbelasting. Een fictief legaat betekent dat de verkrijging wordt gelijkgesteld met een verkrijging uit een nalatenschap. Dit is meteen de reden waarom het relevante tijdstip voor de waardering van de verkrijging dan ook op de dag van het overlijden wordt gesteld. Bij levensverzekeringen tak 23 is het niet abnormaal dat de waarde bij overlijden verschilt van de waarde van de effectief uitgekeerde som. VLABEL neemt hier een andere koers dan de federale administratie. Daar waar deze laatste administratie destijds het werkelijk uitgekeerde kapitaal belastte, belast VLABEL de waarde op datum van overlijden. VLABEL houdt m.a.w. geen rekening met het eventueel hoger of lager werkelijk uitgekeerde bedrag voor de heffing van de erfbelasting, aangezien dit anders – in de visie van VLABEL – een ongelijke fiscale behandeling van de belastingplichtigen zou uitmaken. In deze visie is het m.a.w. – o.i. onterecht – mogelijk dat de belastingplichtige erfbelasting zal moeten betalen op iets dat hij de facto niet zal verkrijgen. VLABEL heeft o.i. niet voldoende rekening gehouden met het bepaalde in art. 2.7.3.3.2, lid 1, 3° juncto lid 2 VCF, waarin wordt bepaald dat men voor een beurswaarde drie waarderingsmomenten kan kiezen. Bovendien mogen erfgenamen of legatarissen zich niet benadeeld zien door een abrupte daling van de waarde van de effecten kort na het overlijden, terwijl er niet tijdig liquiditeiten kunnen worden vrijgemaakt en de erfgenaam of legataris een plotse beursdaling onmogelijk kan ondervangen.

 

Uitkeringen uit een private stichting

(Voorafgaande beslissing nr. 16049 dd. 14.11.2016 – publ. 10/01/2017)

Voor het eerst spreekt de Vlaamse Belastingdienst zich uit over een private stichting in een voorafgaande beslissing. Het gaat om een VZW die een private stichting wil oprichten. Een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid tussen 5 religieuzen zal een inbreng doen in de private stichting. Het doel van de private stichting is in eerste instantie “het in stand houden op religieus, materieel en medisch vlak van de Congregatie van de Zusters..”.

De voorafgaande beslissing behandelt verschillende punten.

Allereerst of de inbreng onderworpen is aan het vast recht van 100 euro (artikel 2.8.4.1.1 §3 lid 2 VCF). Terecht stelt VLABEL dat deze bepaling niet van toepassing is omdat de inbrenger geen rechtspersoon is (zoals de toepassing van dat artikel het vereist). Wel kan gebruik worden gemaakt van het verlaagd tarief in de schenkbelasting van 5,5% omdat de begiftigde een private stichting is.

Daarnaast wordt de vraag beantwoord of artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF kan/moet worden toegepast. Deze bepaling bevat het verlaagd tarief voor roerende schenkingen. VLABEL stelt: “Indien aanvrager stoffelijke voordelen bedoelt aan de stichter, bestuurders of enig ander persoon die kaderen in de verwezenlijking van de belangeloze doelen waarvan sprake onder art. 4 van de ontwerpstatuten, kan aanvaard worden dat er geen animus donandi aanwezig is, zodat er geen Vlaamse schenkbelasting verschuldigd is”. De reden waarom dit wordt opgeworpen is niet duidelijk. VLABEL stelde in diezelfde voorafgaande beslissing al dat het verlaagd tarief van 5,5% van toepassing is. Bedoelt VLABEL dan in de relatie tussen aanvrager en uiteindelijke begunstigde? Of in de relatie stichting en begunstigde? Het is niet duidelijk en het antwoord ontbreekt.

Vervolgens bevestigt VLABEL geheel terecht ook dat artikel 2.7.1.0.5. VCF niet meer van toepassing is indien de schenking aan de private stichting ter registratie werd aangeboden en daarop schenkbelasting werd betaald.

VLABEL doet tot slot – en daarop werd door de praktijk al enige tijd gewacht – uitspraak over de toepassing van artikel 2.7.1.0.6. VCF. Er was enige onduidelijkheid ontstaan omdat VLABEL eerder stelde dat de uitkering uit een Liechtensteinse Foundation onderworpen is aan erfbelasting (Voorafgaande beslissing nr. 16025 dd. 27.06.2016). VLABEL stelt nu: “Indien zoals hoger gesteld het zou gaan om stoffelijke voordelen aan de stichter, bestuurders of enig ander persoon die kaderen in de verwezenlijking van de belangeloze doelen en waarvan sprake onder artikel 4 van de ontwerpstatuten, dan zijn dit uitkeringen die door de raad van bestuur van de Private Stichting beslist werden, zonder dat dit een beding ten behoeve van een derde is.” Met andere woorden, uitkeringen uit een private stichting vallen niet onder artikel 2.7.1.0.6. VCF indien de uitkeringen kaderen binnen de verwezenlijking van het doel van de private stichting en indien de beslissing tot uitkering wordt genomen door de private stichting.

 

Belastingverhoging wegens tekortschatting in geval van meerdere (onroerende) goederen

(Standpunt nr. 16117 dd. 05.12.2016 – publ. 03/01/2017)

In dit standpunt licht VLABEL toe hoe de belastingverhoging wegens tekortschatting moet worden toegepast indien er verschillende onroerende goederen werden gewaardeerd. Indien er een tekortschatting is geweest voor sommige goederen en voor andere niet (ongeacht of ze allen zijn gecontroleerd), dan wordt de belastingverhoging toegepast per goed afzonderlijk. Dit vloeit voort uit artikel 3.18.0.0.13. VCF. Het standpunt gaat over registratiebelasting (hoofding “verkooprecht”), maar geldt ook voor de erfbelasting (artikel 3.18.0.0.8. VCF). Dit is een wijziging ten opzichte van de belastingplichtige in vergelijking met het Wetboek Successierechten (artikel 127 W.Succ.). Daar wordt de boete opgelegd indien het tekort gelijk is aan of hoger is dan het achtste van het totaal der waarderingen van de gecontroleerde goederen.

 

(Bron: Cazimir Advocaten)




Invoering van fiscale aftrek voor innovatie-inkomsten

Oude aftrek voor octrooi-inkomsten

Onder de oude regeling voor octrooi-inkomsten, konden inkomsten uit octrooien en aanvullende beschermingscertificaten onder bepaalde voorwaarden genieten van een 80% vrijstelling in de vennootschapsbelasting. Dit regime werd vanaf 1 juli 2016 afgeschaft onder druk van het BEPS-actieplan (‘Base Erosion and Profit Shifting’) van de OESO, en vervangen door een nieuw regime. Bestaande toepassingen van het oude regime kunnen tot 2021 worden toegepast onder een ‘grandfathering’-clausule.

 

Nieuwe aftrek voor innovatie-inkomsten

Het nieuwe regime werd pas recent uitgewerkt, maar zal retroactief toepasbaar zijn vanaf 1 juli 2016. Het bedrag dat in aanmerking komt voor de fiscale aftrek, wordt nu verhoogd naar 85%. De aftrek zal evenwel enkel kunnen worden toegepast op de netto innovatie-inkomsten (tegenover de bruto octrooi-inkomsten vroeger).

De netto innovatie-inkomsten worden bepaald door van de bruto inkomsten uit de intellectuele eigendomsrechten te verminderen met de O&O-kosten, de kosten van verwerving van de intellectuele eigendomsrechten, en de O&O-kosten uitgevoerd door andere ondernemingen.

Het resultaat wordt vervolgens vermenigvuldigd met de zogenaamde ’nexus’-breuk, om de uiteindelijke netto innovatie-inkomsten te bekomen.

kosten verbonden met zelf uitgevoerde uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling

Nexus = ———————————————————————————————————————

totale kosten verbonden met uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling

In de praktijk zullen ondernemingen dus moeten aantonen dat hun O&O kosten werkelijk te maken hebben met zelf uitgevoerd onderzoek en ontwikkeling. Hiervoor zullen zij onderworpen worden aan een uitgebreide documentatieplicht.

 

Uitbreiding toepassingsgebeid

In een poging om de competitiviteit van het regime te behouden, ondanks deze beperkingen opgelegd door de OESO, zal het toepassingsgebied worden uitgebreid:

  • De aftrek wordt niet enkel meer beperkt tot inkomsten uit octrooien en aanvullende beschermingscertificaten maar geldt voortaan ook voor innovatie-inkomsten uit:
    • kwekersrechten aangevraagd na 1 juli 2016 of verworven na 30 juni 2016;
    • weesgeneesmiddelen tot de eerste 10 jaar na inschrijving in het Europees Register;
    • data- of marktexclusiviteit voor gewasbeschermingsmiddelen, geneesmiddelen, diergeneesmiddelen of weesgeneesmiddelen; en
    • auteursrechtelijk beschermde software, op voorwaarde dat deze voortvloeit uit een aan de POD Wetenschapsbeleid voorgelegd ontwikkelingsproject of programma.
  • Ook schadevergoedingen wegens schending of vervreemding van de intellectuele eigendomsrechten kunnen in aanmerking komen voor de fiscale aftrek.
  • De aftrek blijft voortaan ook gelden in het kader van fusies en splitsingen van bedrijven.
  • De niet-gebruikte aftrek kan worden overgedragen naar een volgend belastbaar tijdperk.
  • Een deel van de winsten kan reeds vrijgesteld worden vanaf het moment dat een aanvraag wordt ingediend voor een intellectueel eigendomsrecht. Hiervoor zal een tijdelijke vrijstelling worden toegekend in afwachting van de uiteindelijke goedkeuring.
  • De fiscale aftrek voor innovatie-inkomsten vormt geen hinder voor de investeringsaftrek met betrekking tot hetzelfde gevoerde onderzoek.

Het voorontwerp zal na ondertekening door de Koning worden ingediend in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

 

(Bron: Cazimir Advocaten)




Te veel winst in 2016, kies ik voor een liquidatiereserve of voor een IPT?

Begrip groepsverzekering/IPT

Een vennootschap kan voor haar bedrijfsleider een pensioen opbouwen.

Eén van de voordelen van de aanleg van dit extra-wettelijk pensioen via een verzekering is dat de premies integraal aftrekbaar zijn van uw winst in de vennootschap. De belasting voor de bedrijfsleider op het einde van het contract is laag, van 10% tot 16,5%.

De premies van zo’n verzekering zijn voor de onderneming aftrekbaar onder bepaalde voorwaarden, waarvan de belangrijkste de zgn. 80%-grens is (het totale pensioen, zowel wettelijke als extra-wettelijke pensioen mag niet meer bedragen dan 80% van uw laatst opgenomen normale bruto jaarloon, uw verzekeraar kan dit voor u eenvoudig berekenen!). Let op, om van een groepsverzekering of IPT te genieten, moet de bezoldiging maandelijks uitbetaald worden.

Heeft u heel veel winst in de vennootschap, dan kan u een backservice laten berekenen. Dit wil zeggen dat u maximaal 10 jaar in uw loopbaan kunt teruggaan, ook voor die jaren die gepresteerd werden buiten uw vennootschap. Soms wordt wel eens vergeten dat, wanneer uw bezoldiging stijgt, u ook recht hebt op de herberekening van deze backservice.

De backservice dient u niet ineens op te gebruiken, maar kan u spreiden over verschillende jaren.
Uiteraard zal u beseffen dat de aftrek van een IPT maximaal rendeert als u ervoor zorgt dat de premie in mindering komt van de winst die u hebt gemaakt in het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting (33,99%)

 

Begrip liquidatiereserve

Kmo-vennootschappen kunnen hun winsten opnemen in een zogenaamde liquidatiereserve op het passief van de balans. De liquidatiereserve laat een aandeelhouder natuurlijke persoon toe om de vennootschapswinsten op termijn uit te keren met een aanzienlijke belastingbesparing. Meer info hierover vindt u in een vorig Abeka artikel: Nieuwe permanente regeling liquidatiereserve start reeds voor de inkomsten 2014 (aj. 2015)

Het grote verschil met een IPT is dat een liquidatiereserve niet aftrekbaar is van de winst. Zij heeft wel het voordeel dat, mits het betalen van een bijzondere aanslag van 10% in het jaar van aanleg, bij uitkering bij de vereffening van de vennootschap deze bedragen dan ook belastingsvrij zijn. Positief is ook dat, als men de uitkering van deze liquidatiereserve slechts 5 jaar na aanleg doet, men slechts 5% roerende voorheffing extra betaalt. Of een totale belasting van 13,64%. Dit staat toch nog in schril contrast met de roerende voorheffing op dividenden, zijnde 27% en binnenkort waarschijnlijk 30%.

 

Welke keuze maken?

Als wij beide opties naast elkaar leggen dan stellen wij vast:

  • Een groepsverzekering of IPT wordt enkel aan uzelf als bedrijfsleider uitgekeerd.
  • Een liquidatiereserve dient aan alle aandeelhouders uitgekeerd te worden, en dit aan al degene die aandeelhouder zijn op het moment van uitkering.
  • Een groepsverzekering of IPT zal altijd door de verzekeringsmaatschappij uitgekeerd worden (zelfs bij een later faillissement) daar de premies al door de vennootschap betaald werden en nadien belegd werden door de verzekeraar.
  • Bij een liquidatiereserve zal u nog altijd moeten afwachten of de gelden bij uitkering naar u toe in de vennootschap wel beschikbaar zijn.
  • Lijdt de vennootschap na aanleg van de liquidatiereserve belangrijke verliezen en hebt u nadien in de vennootschap niet meer de financiële middelen voor een uitkering, dan is de bijzondere aanslag definitief verloren.
  • Fiscaal gezien betaalt u bij uitkering van de IPT wel een relatief lage belasting (bij pensioenering op 65 jaar 10%), waar dit bij de liquidatiereserve bij vereffening van de vennootschap niet zo is, maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd door de belastingbesparing die de vennootschap (tot 33,99%) realiseert.

Abeka adviseert u volledig bij de mogelijke keuzes.
Afhankelijk van de winsten, de continuiteit en de structuur van uw onderneming alsook uw persoonlijke situatie kunnen wij voor u het juiste advies aanbieden.
Tevens kan een jaarlijkse spreiding van beide opties een maximaal resultaat opleveren.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Btw: vereenvoudiging bewijsvoering van de intracommunautaire levering – het bestemmingsdocument

Een vervelende zaak bij btw-controles is het leveren van het bewijs van de btw-vrijstelling voor intracommunautaire leveringen. Is er echt een levering aan het buitenland gebeurd?

Vanaf 1 juli 2016 is er echter een administratieve vereenvoudiging, in die mate dat het vervoer vanuit België naar een andere lidstaat kan bewezen worden door een bestemmingsdocument.
Niettegenstaande deze vereenvoudiging kan de btw-administratie nog steeds andere documenten (vervoerdocumenten, contracten, betalingsbewijzen, crm …) opvragen om de echtheid van het bestemmingsdocument te verifiëren.

Het bestemmingsdocument dient te worden geattesteerd binnen de drie maanden na het verstrijken van de verkoop.
Dit bestemmingsdocument mag per mail verstuurd en bevestigd worden, voor zover de authenticiteit van de ondertekenaar gegarandeerd blijft.
Bestemmingsdocumenten mogen ook alle intracommunautaire leveringen omvatten aan eenzelfde klant voor een periode van maximaal drie opeenvolgende kalendermaanden waarin de goederen door de koper in ontvangst werden genomen.
De koper mag binnen zijn organisatie een persoon aanduiden, die op voorhand de leverancier schriftelijk inlicht over zijn identiteit en hoedanigheid.

 

Welke vermeldingen dienen zeker op het bestemmingsdocument voor te komen?

  • gegevens van de leverancier (naam, adres, BTW-nummer);
  • gegevens van de koper (naam, adres, Btw-nummer);
  • bevestiging van de aankomst van de goederen (lidstaat, stad, gemeente);
  • bevestiging van het tijdstip van aankomst (maand en jaar);
  • de periode waarop het document betrekking heeft, de leveringen mogen gegroepeerd worden per kwartaal;
  • een verwijzing naar de factuur, of een ander document dat naar de factuur linkt (bestelbon);
  • een beschrijving van de goederen, alsook de prijs in euro, exclusief btw.

Het bestemmingsdocument geldt, samen met de verkoopfactuur en het betalingsbewijs, als weerlegbaar vermoeden van een intracommunautaire levering.

Indien de verkoper het vervoer organiseert, dient ook het transportdocument nog voorgelegd te worden.

De verkoper moet ook steeds zijn intracommunautaire leveringen in een intracommunautaire aangifte opnemen.

In de btw-beslissing E.T. 129.460 dd. 1 juli 2016 kan men enkele modellen van bestemmingsdocumenten terugvinden.

Uiteraard kan ook Abeka u hierbij helpen!

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Nog slechts 13 dagen de tijd om uw fiscaal geschenk binnen te halen: de liquidatiereserve 2013

Als uw KMO in 2013 winst heeft gemaakt, kunt u eerstdaags nog een bijzondere liquidatiereserve aanleggen.

KMO-vennootschappen hebben ten gevolge van de Programmawet van 10/08/2015 de mogelijkheid om een bijzondere liquidatiereserve aan te leggen over de winsten met betrekking tot het aanslagjaar 2014.

Het aanleggen van de bijzondere liquidatiereserve heeft een afzonderlijke belasting in de vennootschapsbelasting tot gevolg van 10%.  Hiervoor dient een afzonderlijke aangifte te worden ingediend en de afzonderlijke belasting dient betaald te worden vóór 30/11/2016.

Aangezien de liquidatiereserve hierdoor reeds wordt belast met 10% kan deze in het geval van een vereffening van de vennootschap uitgekeerd worden aan de aandeelhouders/vennoten zonder roerende voorheffing op de liquidatiebonus.  Het betreft met andere woorden een definitieve belasting van de reserves in de vennootschap.

Het normale tarief roerende voorheffing op de liquidatiebonus bedraagt heden 27%.  Het valt te verwachten dat deze roerende voorheffing wordt opgetrokken naar 30% ten gevolge de budgettaire maatregelen van onze regering.  Door toepassing van de bijzondere liquidatiereserve kan hierdoor naar de toekomst een besparing worden gerealiseerd van 20% op de te verdelen reserves.

Indien de liquidatiereserve wordt uitgekeerd vóór liquidatie van de vennootschap is er een aanvullende roerende voorheffing van 17% (20% vanaf 01/01/2017?) verschuldigd.

Heel belangrijk voordeel: in het geval u de liquidatiereserve toch uitkeert 5 jaar na de laatste dag van het boekjaar waarin ze wordt aangelegd, is er nog slechts een roerende voorheffing van 5% verschuldigd!!!! Uw voordeel in dit geval is 27% – 13,64% = 13,36% belasting.

U kunt maximaal de winst na belastingen van 2013 (aanslagjaar 2014) overboeken naar de bijzondere liquidatiereserve, op voorwaarde dat die winst nog deel uitmaakt van uw reserves bij het begin van het huidig boekjaar.

Wilt u alsnog gebruik maken van deze opportuniteit, dan moet u deze aangifte opmaken vóór 30/11/2016 via formulier 275A-Bijz.

U kan deze aangifte:

  • mailen naar CPIC.PRMRV@minfed.fed.be
  • per post versturen naar Inningscentrum, sectie roerende voorheffing, Koning Albert II laan 33 B42, 1030 Brussel.

Ook de betaling van deze 10% roerende voorheffing dient bij de fiscus te zijn toegekomen vóór 30/11/2016 !!!!

Nog belangrijk om weten is dat de huidige reserves in de vennootschap kunnen aangetast worden door eventuele toekomstige verliezen.  In deze concrete situatie kan dit tot gevolg hebben dat u een afzonderlijke belasting van 10% op uw winsten/reserves heeft afgedragen die niet meer voor uitkering ter beschikking zijn in het geval van liquidatie!

Mocht u nog vragen hebben met betrekking tot de toepassing van deze bijzondere liquidatiereserve dan kan u hiervoor contact opnemen met edwin@abeka.be

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)