1

Invoering van fiscale aftrek voor innovatie-inkomsten

Oude aftrek voor octrooi-inkomsten

Onder de oude regeling voor octrooi-inkomsten, konden inkomsten uit octrooien en aanvullende beschermingscertificaten onder bepaalde voorwaarden genieten van een 80% vrijstelling in de vennootschapsbelasting. Dit regime werd vanaf 1 juli 2016 afgeschaft onder druk van het BEPS-actieplan (‘Base Erosion and Profit Shifting’) van de OESO, en vervangen door een nieuw regime. Bestaande toepassingen van het oude regime kunnen tot 2021 worden toegepast onder een ‘grandfathering’-clausule.

 

Nieuwe aftrek voor innovatie-inkomsten

Het nieuwe regime werd pas recent uitgewerkt, maar zal retroactief toepasbaar zijn vanaf 1 juli 2016. Het bedrag dat in aanmerking komt voor de fiscale aftrek, wordt nu verhoogd naar 85%. De aftrek zal evenwel enkel kunnen worden toegepast op de netto innovatie-inkomsten (tegenover de bruto octrooi-inkomsten vroeger).

De netto innovatie-inkomsten worden bepaald door van de bruto inkomsten uit de intellectuele eigendomsrechten te verminderen met de O&O-kosten, de kosten van verwerving van de intellectuele eigendomsrechten, en de O&O-kosten uitgevoerd door andere ondernemingen.

Het resultaat wordt vervolgens vermenigvuldigd met de zogenaamde ’nexus’-breuk, om de uiteindelijke netto innovatie-inkomsten te bekomen.

kosten verbonden met zelf uitgevoerde uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling

Nexus = ———————————————————————————————————————

totale kosten verbonden met uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling

In de praktijk zullen ondernemingen dus moeten aantonen dat hun O&O kosten werkelijk te maken hebben met zelf uitgevoerd onderzoek en ontwikkeling. Hiervoor zullen zij onderworpen worden aan een uitgebreide documentatieplicht.

 

Uitbreiding toepassingsgebeid

In een poging om de competitiviteit van het regime te behouden, ondanks deze beperkingen opgelegd door de OESO, zal het toepassingsgebied worden uitgebreid:

  • De aftrek wordt niet enkel meer beperkt tot inkomsten uit octrooien en aanvullende beschermingscertificaten maar geldt voortaan ook voor innovatie-inkomsten uit:
    • kwekersrechten aangevraagd na 1 juli 2016 of verworven na 30 juni 2016;
    • weesgeneesmiddelen tot de eerste 10 jaar na inschrijving in het Europees Register;
    • data- of marktexclusiviteit voor gewasbeschermingsmiddelen, geneesmiddelen, diergeneesmiddelen of weesgeneesmiddelen; en
    • auteursrechtelijk beschermde software, op voorwaarde dat deze voortvloeit uit een aan de POD Wetenschapsbeleid voorgelegd ontwikkelingsproject of programma.
  • Ook schadevergoedingen wegens schending of vervreemding van de intellectuele eigendomsrechten kunnen in aanmerking komen voor de fiscale aftrek.
  • De aftrek blijft voortaan ook gelden in het kader van fusies en splitsingen van bedrijven.
  • De niet-gebruikte aftrek kan worden overgedragen naar een volgend belastbaar tijdperk.
  • Een deel van de winsten kan reeds vrijgesteld worden vanaf het moment dat een aanvraag wordt ingediend voor een intellectueel eigendomsrecht. Hiervoor zal een tijdelijke vrijstelling worden toegekend in afwachting van de uiteindelijke goedkeuring.
  • De fiscale aftrek voor innovatie-inkomsten vormt geen hinder voor de investeringsaftrek met betrekking tot hetzelfde gevoerde onderzoek.

Het voorontwerp zal na ondertekening door de Koning worden ingediend in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

 

(Bron: Cazimir Advocaten)




Te veel winst in 2016, kies ik voor een liquidatiereserve of voor een IPT?

Begrip groepsverzekering/IPT

Een vennootschap kan voor haar bedrijfsleider een pensioen opbouwen.

Eén van de voordelen van de aanleg van dit extra-wettelijk pensioen via een verzekering is dat de premies integraal aftrekbaar zijn van uw winst in de vennootschap. De belasting voor de bedrijfsleider op het einde van het contract is laag, van 10% tot 16,5%.

De premies van zo’n verzekering zijn voor de onderneming aftrekbaar onder bepaalde voorwaarden, waarvan de belangrijkste de zgn. 80%-grens is (het totale pensioen, zowel wettelijke als extra-wettelijke pensioen mag niet meer bedragen dan 80% van uw laatst opgenomen normale bruto jaarloon, uw verzekeraar kan dit voor u eenvoudig berekenen!). Let op, om van een groepsverzekering of IPT te genieten, moet de bezoldiging maandelijks uitbetaald worden.

Heeft u heel veel winst in de vennootschap, dan kan u een backservice laten berekenen. Dit wil zeggen dat u maximaal 10 jaar in uw loopbaan kunt teruggaan, ook voor die jaren die gepresteerd werden buiten uw vennootschap. Soms wordt wel eens vergeten dat, wanneer uw bezoldiging stijgt, u ook recht hebt op de herberekening van deze backservice.

De backservice dient u niet ineens op te gebruiken, maar kan u spreiden over verschillende jaren.
Uiteraard zal u beseffen dat de aftrek van een IPT maximaal rendeert als u ervoor zorgt dat de premie in mindering komt van de winst die u hebt gemaakt in het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting (33,99%)

 

Begrip liquidatiereserve

Kmo-vennootschappen kunnen hun winsten opnemen in een zogenaamde liquidatiereserve op het passief van de balans. De liquidatiereserve laat een aandeelhouder natuurlijke persoon toe om de vennootschapswinsten op termijn uit te keren met een aanzienlijke belastingbesparing. Meer info hierover vindt u in een vorig Abeka artikel: Nieuwe permanente regeling liquidatiereserve start reeds voor de inkomsten 2014 (aj. 2015)

Het grote verschil met een IPT is dat een liquidatiereserve niet aftrekbaar is van de winst. Zij heeft wel het voordeel dat, mits het betalen van een bijzondere aanslag van 10% in het jaar van aanleg, bij uitkering bij de vereffening van de vennootschap deze bedragen dan ook belastingsvrij zijn. Positief is ook dat, als men de uitkering van deze liquidatiereserve slechts 5 jaar na aanleg doet, men slechts 5% roerende voorheffing extra betaalt. Of een totale belasting van 13,64%. Dit staat toch nog in schril contrast met de roerende voorheffing op dividenden, zijnde 27% en binnenkort waarschijnlijk 30%.

 

Welke keuze maken?

Als wij beide opties naast elkaar leggen dan stellen wij vast:

  • Een groepsverzekering of IPT wordt enkel aan uzelf als bedrijfsleider uitgekeerd.
  • Een liquidatiereserve dient aan alle aandeelhouders uitgekeerd te worden, en dit aan al degene die aandeelhouder zijn op het moment van uitkering.
  • Een groepsverzekering of IPT zal altijd door de verzekeringsmaatschappij uitgekeerd worden (zelfs bij een later faillissement) daar de premies al door de vennootschap betaald werden en nadien belegd werden door de verzekeraar.
  • Bij een liquidatiereserve zal u nog altijd moeten afwachten of de gelden bij uitkering naar u toe in de vennootschap wel beschikbaar zijn.
  • Lijdt de vennootschap na aanleg van de liquidatiereserve belangrijke verliezen en hebt u nadien in de vennootschap niet meer de financiële middelen voor een uitkering, dan is de bijzondere aanslag definitief verloren.
  • Fiscaal gezien betaalt u bij uitkering van de IPT wel een relatief lage belasting (bij pensioenering op 65 jaar 10%), waar dit bij de liquidatiereserve bij vereffening van de vennootschap niet zo is, maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd door de belastingbesparing die de vennootschap (tot 33,99%) realiseert.

Abeka adviseert u volledig bij de mogelijke keuzes.
Afhankelijk van de winsten, de continuiteit en de structuur van uw onderneming alsook uw persoonlijke situatie kunnen wij voor u het juiste advies aanbieden.
Tevens kan een jaarlijkse spreiding van beide opties een maximaal resultaat opleveren.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Btw: vereenvoudiging bewijsvoering van de intracommunautaire levering – het bestemmingsdocument

Een vervelende zaak bij btw-controles is het leveren van het bewijs van de btw-vrijstelling voor intracommunautaire leveringen. Is er echt een levering aan het buitenland gebeurd?

Vanaf 1 juli 2016 is er echter een administratieve vereenvoudiging, in die mate dat het vervoer vanuit België naar een andere lidstaat kan bewezen worden door een bestemmingsdocument.
Niettegenstaande deze vereenvoudiging kan de btw-administratie nog steeds andere documenten (vervoerdocumenten, contracten, betalingsbewijzen, crm …) opvragen om de echtheid van het bestemmingsdocument te verifiëren.

Het bestemmingsdocument dient te worden geattesteerd binnen de drie maanden na het verstrijken van de verkoop.
Dit bestemmingsdocument mag per mail verstuurd en bevestigd worden, voor zover de authenticiteit van de ondertekenaar gegarandeerd blijft.
Bestemmingsdocumenten mogen ook alle intracommunautaire leveringen omvatten aan eenzelfde klant voor een periode van maximaal drie opeenvolgende kalendermaanden waarin de goederen door de koper in ontvangst werden genomen.
De koper mag binnen zijn organisatie een persoon aanduiden, die op voorhand de leverancier schriftelijk inlicht over zijn identiteit en hoedanigheid.

 

Welke vermeldingen dienen zeker op het bestemmingsdocument voor te komen?

  • gegevens van de leverancier (naam, adres, BTW-nummer);
  • gegevens van de koper (naam, adres, Btw-nummer);
  • bevestiging van de aankomst van de goederen (lidstaat, stad, gemeente);
  • bevestiging van het tijdstip van aankomst (maand en jaar);
  • de periode waarop het document betrekking heeft, de leveringen mogen gegroepeerd worden per kwartaal;
  • een verwijzing naar de factuur, of een ander document dat naar de factuur linkt (bestelbon);
  • een beschrijving van de goederen, alsook de prijs in euro, exclusief btw.

Het bestemmingsdocument geldt, samen met de verkoopfactuur en het betalingsbewijs, als weerlegbaar vermoeden van een intracommunautaire levering.

Indien de verkoper het vervoer organiseert, dient ook het transportdocument nog voorgelegd te worden.

De verkoper moet ook steeds zijn intracommunautaire leveringen in een intracommunautaire aangifte opnemen.

In de btw-beslissing E.T. 129.460 dd. 1 juli 2016 kan men enkele modellen van bestemmingsdocumenten terugvinden.

Uiteraard kan ook Abeka u hierbij helpen!

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Nog slechts 13 dagen de tijd om uw fiscaal geschenk binnen te halen: de liquidatiereserve 2013

Als uw KMO in 2013 winst heeft gemaakt, kunt u eerstdaags nog een bijzondere liquidatiereserve aanleggen.

KMO-vennootschappen hebben ten gevolge van de Programmawet van 10/08/2015 de mogelijkheid om een bijzondere liquidatiereserve aan te leggen over de winsten met betrekking tot het aanslagjaar 2014.

Het aanleggen van de bijzondere liquidatiereserve heeft een afzonderlijke belasting in de vennootschapsbelasting tot gevolg van 10%.  Hiervoor dient een afzonderlijke aangifte te worden ingediend en de afzonderlijke belasting dient betaald te worden vóór 30/11/2016.

Aangezien de liquidatiereserve hierdoor reeds wordt belast met 10% kan deze in het geval van een vereffening van de vennootschap uitgekeerd worden aan de aandeelhouders/vennoten zonder roerende voorheffing op de liquidatiebonus.  Het betreft met andere woorden een definitieve belasting van de reserves in de vennootschap.

Het normale tarief roerende voorheffing op de liquidatiebonus bedraagt heden 27%.  Het valt te verwachten dat deze roerende voorheffing wordt opgetrokken naar 30% ten gevolge de budgettaire maatregelen van onze regering.  Door toepassing van de bijzondere liquidatiereserve kan hierdoor naar de toekomst een besparing worden gerealiseerd van 20% op de te verdelen reserves.

Indien de liquidatiereserve wordt uitgekeerd vóór liquidatie van de vennootschap is er een aanvullende roerende voorheffing van 17% (20% vanaf 01/01/2017?) verschuldigd.

Heel belangrijk voordeel: in het geval u de liquidatiereserve toch uitkeert 5 jaar na de laatste dag van het boekjaar waarin ze wordt aangelegd, is er nog slechts een roerende voorheffing van 5% verschuldigd!!!! Uw voordeel in dit geval is 27% – 13,64% = 13,36% belasting.

U kunt maximaal de winst na belastingen van 2013 (aanslagjaar 2014) overboeken naar de bijzondere liquidatiereserve, op voorwaarde dat die winst nog deel uitmaakt van uw reserves bij het begin van het huidig boekjaar.

Wilt u alsnog gebruik maken van deze opportuniteit, dan moet u deze aangifte opmaken vóór 30/11/2016 via formulier 275A-Bijz.

U kan deze aangifte:

  • mailen naar CPIC.PRMRV@minfed.fed.be
  • per post versturen naar Inningscentrum, sectie roerende voorheffing, Koning Albert II laan 33 B42, 1030 Brussel.

Ook de betaling van deze 10% roerende voorheffing dient bij de fiscus te zijn toegekomen vóór 30/11/2016 !!!!

Nog belangrijk om weten is dat de huidige reserves in de vennootschap kunnen aangetast worden door eventuele toekomstige verliezen.  In deze concrete situatie kan dit tot gevolg hebben dat u een afzonderlijke belasting van 10% op uw winsten/reserves heeft afgedragen die niet meer voor uitkering ter beschikking zijn in het geval van liquidatie!

Mocht u nog vragen hebben met betrekking tot de toepassing van deze bijzondere liquidatiereserve dan kan u hiervoor contact opnemen met edwin@abeka.be

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Rechter fluit fiscus terug inzake VAA gratis woonst voor zaakvoerders/bestuurders (deel 2)

Naar aanleiding van onze nieuwsbrief van 31/05/2016 kregen wij heden bij de indiening van de personenbelasting opnieuw heel wat vragen van bedrijfsleiders.
“Hoe zat het nu weer met die voordelen alle aard gratis woonst?”

Het VAA gratis woonst is gebaseerd op het kadastrale inkomen (KI), geïndexeerd x 100/60.
Wanneer die woning echter door een vennootschap beschikbaar wordt gesteld, verhoogt dat voordeel plots met een factor 3,8 indien het KI groter is dan 745 (lager = KI *1,25).
Volgens een recent arrest van het Hof van beroep te Gent is dat onderscheid discriminerend en mag men ook voor de woning van een vennootschap de meer voordelige waarderingsmethode voor woningen van particulieren toepassen.


Een voorbeeld:
Nemen wij aan dat het KI  4.000 euro bedraagt en de de huurwaarde 1.900 euro.

Fiscaliteit:

4.000 * 100/60 * 1,7153 * 3,8 = 43.454 euro

Hof van Beroep:
4.000 * 100/60 * 1,7153  = 11.435 euro

Wetgeving: een voordeel kan nooit lager zijn dan de werkelijke waarde:
1.900 * 12 = 22.800 euro


Is er nu een definitieve oplossing?

Nog niet direct, want uit ervaring weten wij dat de fiscus dit arrest grondig bestudeert en dat hij daarbij uiteindelijk ook nog altijd in cassatie gaat.
Dat is ook de reden waarom nog vele bedrijfsleiders de kat uit de boom kijken.
Normaal kon men nu reeds een “aangepaste” aangifte vaa gratis woonst 2015 doen in de personenbelasting.
Door de onduidelijkheid en het risico op procedures achteraf hebben de meeste bedrijfsleiders hierin nog geen actie genomen.

Wat te doen?
Praktisch gezien kan men een bezwaarschrift indienen tegen de aanslag in de personenbelasting, waarin het voordeel van alle aard wordt belast. Dit dient te gebeuren binnen de 6 maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

In het geval u deze beslissing zou nemen, is het raadzaam een bezwaarschrift op te maken voor de drie laatste aanslagjaren.

Mogen wij hopen dat de wetgever ons zo snel mogelijk duidelijkheid brengt en wij binnenkort deel 3 kunnen schrijven???

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Btw-voorschotten voor kwartaalaangevers afgeschaft?

Iedere kwartaalaangever btw kent wel het systeem van de btw-voorschotten.

Het btw-voorschot is gelijk aan 1/3de van het te betalen bedrag van een btw-kwartaal. Het is te betalen uiterlijk de 20ste van de tweede en derde maand die volgen op het einde van een kwartaal.
Heeft u echter nog een btw-tegoed op uw btw-rekening courant staan dat u niet teruggevraagd heeft, dan mag u dat wel verrekenen met de te betalen btw-voorschotten.

Voorbeeld: betaalde u als kwartaalaangever voor het derde kwartaal 2016 9.000 € btw, dan moet u tegen uiterlijk 20 november en 20 december 2016 telkens een bedrag van 3.000 € voorschot btw betalen.
Betaalt u niet tijdig uw btw-voorschot, dan worden er interesten aangerekend van 0,8% per maand !!!!

Eigenlijk is dit geen correct systeem aangezien deze btw-voorschotten ook moeten betaald worden wanneer u tijdens het daaropvolgende kwartaal geen btw zou moeten betalen. Cashflowmatig kan dit voor uw onderneming dan ook een probleem veroorzaken.

Momenteel is er dan ook een wetsontwerp in de maak met de bedoeling om vanaf 2017 de betaling van btw-voorschotten voor kwartaalaangevers af te schaffen. Wordt dus vervolgd en wij houden u uiteraard op de hoogte.

Maar geen voordeel zonder nadeel, zo werkt dat in België!!

De minister heeft immers ook al aangegeven dat kwartaalaangevers vanaf 2017 zullen onderworpen worden aan een zgn. decembervoorschot. Dit systeem bestaat momenteel enkel voor maandaangevers, maar wordt dan uitgebreid naar kwartaalaangevers. Concreet komt het erop neer dat er tegen de 24e van de maand december 2017 een btw-voorschot moet betaald worden dat gelijk is aan de verschuldigde btw van de btw-aangifte van de maand december.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Alles over de digitale investeringsaftrek van 13,5%

Elke kmo die in 2015 of 2016 een investering doet in digitale betalings- en facturatiesystemen, ICT-beveiligingssystemen of interfaces om online betalen en veiligheid te realiseren, kan genieten van een extra investeringsaftrek. De investeringsaftrek is sinds 1 januari 2016 sowieso verdubbeld van 4 naar 8%, maar voor digitale investeringen is deze opgetrokken naar 13,5%. Zowel uw webbedrijf als uw klanten kunnen dus aanspraak maken op deze takskorting. Voorwaarde is dat de factuur van de leverancier specifieke vermeldingen bevat. Onder meer moet de leverancier bevestigen dat de aftrekvoorwaarden vervuld zijn. Voor facturen van 2015 die nog niet aangepast waren, volstaat een bijlage bij de factuur die deze vermeldingen bevat.

Wat houdt deze maatregel in?
Een onderneming, die bij de oprichting of uitbreiding een investering uitvoert, kan onder bepaalde voorwaarden een investeringsaftrek verkrijgen. Dit is een fiscaal voordeel waarbij men een bepaald percentage van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investeringen uitgevoerd tijdens het belastbaar tijdperk, mag aftrekken van de belastbare winst. Het percentage past men éénmalig toe op de aanschaffings-of beleggingswaarde van de goederen. In enkele gevallen mag men de aftrek spreiden over de afschrijvingsperiode van de investeringen.

Indien de winst onvoldoende is, mogen de investeringsaftrekken die niet kunnen worden verricht, onder bepaalde voorwaarden overgedragen worden op de winsten van de volgende belastbare tijdperken.

Digitale investeringen
In aanmerking komen de digitale vaste activa die dienen voor de integratie en de exploitatie van digitale betalings- en factureringssystemen (ook een betaalterminal komt in aanmerking) en de systemen die dienen voor de beveiliging van informatie- en communicatietechnologie. De investeringsaftrek voor digitale investeringen bedraagt 13,5 % in eenmanszaken en KMO-vennootschappen.

In de programmawet van 10 augustus 2015 werd de verhoogde investeringsaftrek reeds uitgebreid naar digitale investeringen in cybersecurity en elektronische betaling en facturatie. In het K.B. worden de uitvoeringsmodaliteiten van deze maatregel verder bepaald.

De categorieën van digitale investeringen waarvoor deze maatregel van toepassing is zijn :

  1. investeringen in e-commerce,  en meer bepaald voor investeringen in software of apparatuur die:
    – de elektronische betaling vergemakkelijken;
    – dienen voor elektronische facturatie, handtekening of archivering.
  2. investeringen in cybersecurity:
    – software of apparatuur die dienen voor de beveiliging van informatie, netwerken en ICT-installaties;
    – monitoring- en auditinstrumenten voor de beveiligingssystemen van ICT;
    – software of apparatuur die een veiliger beheer van de door de onderneming verzamelde persoonsgegevens mogelijk maken.
  3. Tot slot komen ook aanvullende investeringen, die gepaard gaan met de uitvoering van de twee hierboven vermelde categorieën van investeringen, in aanmerking. In dit geval gaat het om :
    – kosten voor softwareontwikkeling die verband houden met de bovenvermelde investeringen (en hiermee samen worden afgeschreven);
    – investeringen die de interfacing met andere systemen van de onderneming of systemen buiten de onderneming mogelijk maken.

Voorbeeld:
Een KMO koopt in 2016 elektronische betaalterminals aan die de elektronische betaling in haar winkels moet toelaten, voor een bedrag van 50.000 EUR. De investeringsaftrek bedraagt dan 50.000 x 13,5% = 6.750 EUR. Berekend aan het standaardtarief bedraagt het belastingvoordeel voor de onderneming dan 2.294 EUR (=6.750 x 33,99%). of 4,6% van de totale investering.

Wat moet u doen als dienstenleverancier?
Levert uw webbedrijf diensten die onder de bovenvermelde digitale investeringen vallen, dan dient u speciale vermeldingen ofwel op de factuur ofwel in de bijlage te voorzien. U dient immers de conformiteit  van de goederen of diensten te garanderen op basis van de technische criteria die voorkomen in bijlage IIter/1 (KB pagina 72743). Om het u gemakkelijk te maken, maakte FeWeb een modelbijlage op.

Update 16 juni 2016:
De FOD Financiën bevestigt in het geval van het opmaken van een generieke factuur de digitale investeringsaftrek geweigerd zal worden. Het is dus noodzakelijk om de factuur te detailleren zodat de administratie kan nagaan of de digitale investeringen waarvan sprake in het KB overeen komen met wat er gefactureerd werd. Een groter project kan aldus in verschillende onderdelen opgesplitst worden. Daar het een redelijke nieuwe regeling is, bestaan er nog geen omzendbrieven of andere verduidelijkingen die de administratie kunnen helpen bij het interpreteren van het KB.

Welke bedrijven kunnen genieten van deze digitale investeringsaftrek?
Enkel KMO’s (volgens de definitie van art. 15 van het wetboek van vennootschappen), m.a.w. bedrijven die voldoen aan deze voorwaarden (in het laatste afgesloten boekjaar):
– Max 9 miljoen euro jaaromzet
– Max 4,5 miljoen euro balanstotaal
– Max 50 personeelsleden
Maximum één van deze 3 criteria mag overschreden worden om toch nog in aanmerking te komen.

Update 23 juni 2016
In een antwoord op de mondelinge vraag van Kamerlid Luk Van Biesen (Open VLD) bevestigt Minister De Croo dat de digitale investeringsaftrek wel degelijk betrekking heeft op de website of webshop in zijn geheel.
“Wanneer de investering een onlosmakelijk geheel vormt met daarin functies met betrekking tot digitale betalingen en/of beveiliging, zullen deze investeringen voor hun volledige aanschaffingswaarde aanspraak kunnen maken op de investeringsaftrek voor digitale vaste activa.” Tenzij de investeringen duidelijk identificeerbaar zijn, dan dienen ze apart vermeld te worden op de factuur en zal de digitale investeringsaftrek enkel gelden voor deze identificeerbare elementen.

Meer info:
Uitleg over investeringsaftrek door Agentschap Ondernemen
Uitleg over investeringsaftrek door FOD Financiën
Link naar het KB van 2/12/2015

 

Bron: FeWeb




De fiscus aanvaardt voortaan bezwaarschriften per e-mail

Aangezien het niet in de wet staat dat een bezwaarschrift ondertekend moet zijn, dient een e-mail als bezwaarschrift wel aanvaard te worden door de fiscus (uiteraard indien betrokkene of volmachthouder deze e-mail heeft verstuurd).

De datum van de verstuurde e-mail is wel degelijk de datum van de verzending, al zal de fiscus toch nog kunnen vragen achter een origineel ondertekende brief.

Bij een elektronisch ondertekende e-mail met uw eID zal deze brief niet meer opgevraagd worden.

Hetzelfde geldt voor een vraag om ambtshalve ontheffing.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Nogmaals uitstel: vennootschappen met een bestuursmandaat dienen hun prestaties met een bestuursmandaat met BTW te factureren

Vandaag hebben rechtspersonen die een bestuursmandaat uitoefenen nog de keuze: ofwel rekenen zij BTW aan over hun bestuurdersvergoedingen, ofwel doen zij dat niet.

Vanaf 1 juni 2016 geldt dit keuzestelsel, dat formeel werd bekritiseerd door Europa, niet meer en moet dus op bestuurdersvergoedingen in principe verplicht BTW worden gerekend.

Het wil dus maar niet lukken met deze maatregel: zie onderstaande artikels

De nieuwe maatregel zou oorspronkelijk in werking treden op 1 januari 2015, daarna uitgesteld tot 1 januari 2016, toen werd het 1 april 2016, en momenteel wordt 1 juni 2016 vooropgezet.

Facturen zonder BTW kunnen dus nog gemaakt worden tot 31/05/2016.

Wij herinneren er nog eens aan dat voor vennootschappen welke niet onderworpen zijn aan de BTW (en dus geen BTW kunnen recupereren bvb. een verzekeringskantoor) deze doorgerekende BTW een meerkost tot gevolg heeft. Mogelijk kan de BTW-eenheid een oplossing bieden.  Informeer tijdig bij Abeka als u van deze optimalisatie gebruik wenst te maken!

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




De fiscus blijft zijn eigen wetten interpreteren!! Schenken met behoud van vruchtgebruik voortaan belast … met terugwerkende kracht.

Er wordt in de praktijk zeer vaak geschonken met voorbehoud van vruchtgebruik. In feite houdt de schenker het recht van het vruchtgebruik over het geschonkene (bv. op aandelenportefeuille, aandelen van het familiebedrijf, spaarboekje, een kunstverzameling, …) levenslang, de begiftigde krijgt enkel de blote eigendom. Bij overlijden komt het vruchtgebruik automatisch samen bij de blote eigendom en is er geen erfbelasting verschuldigd.

Het was dan ook een gangbare praktijk dat men deze schenkingen liet verlijden door een Nederlandse notaris. Men moest dan op deze schenking geen 3% of 7% schenkbelasting betalen.

Het risico bestond er dan enkel in dat men toch erfbelasting moest betalen als de schenker binnen de 3 jaar overleed.

Of liever gezegd … WAS er geen erfbelasting verschuldigd.

Sinds de uitbreiding van de fiscale bevoegdheden heeft Vlaanderen de mogelijkheid zelf standpunten in te nemen over de schenk- en erfbelasting.

De Vlaamse belastingadministratie heeft dan ook haar nieuw standpunt gepubliceerd, waardoor alle schenkingen van gelden en aandelen met voorbehoud van vruchtgebruik door erflaters aan hun erfgenamen, die niet onderworpen werden aan 3 of 7% schenkbelasting, toch zullen onderworpen worden aan de erfbelasting. Zelfs indien de schenker de vroegere 3-jarige termijn overleeft.

En nu nog het meest spectaculaire nieuws … met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2013.

De reacties van fiscale advocaten is niet mals:

  • de beslissing gaat in tegen de wet
  • wie heeft beslissingsbevoegdheid inzake schenkingen: de federale wetgever of de Vlaamse decreethouder?
  • is er nog scheiding der machten?

Wij kenden ondertussen al het nieuwe gecontesteerde standpunt van de verzekeringsgift.

Vlaanderen besliste dan ook al, in tegenstelling tot het federale standpunt, dat de verzekeringsgift (beleggingen aangehouden in een levensverzekering) tot erfbelasting zal leiden bij het overlijden van de schenker, zelfs bij een vroegere onderwerping aan de schenkbelasting.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)