1

Blijven DBI-beveks interessant voor de vennootschap?

Als een vennootschap beleggingen doet zijn de dividenden en meerwaarden uit deze beleggingen meestal belastbaar in de vennootschapsbelasting.

Eén uitzondering hierop was een belegging in DBI-beveks  Dividenden en meerwaarden uit deze beleggingen waren niet belastbaar in de vennootschapsbelasting.

Aangezien sommige politiekers van oordeel zijn dat de “sterkste schouders” meer moeten bijdragen valt het te verwachten dat dit mooie liedje mogelijk binnen de kortste keren uitgezongen zal zijn.

Het is immers de bedoeling van de regering om de meerwaarden uit deze DBI-beveks te belasten aan 5% in de vennootschapsbelasting vanaf Aj 2026. Sommige specialisten stellen wel dat op basis van de bestaande teksten de meerwaarden buiten schot zullen blijven. De vraag is dan ook of deze ontwerpteksten nog zullen bijgewerkt worden met het oog op de uiteindelijke doelstelling, zijnde een meerwaardebelasting van 5% in de vennootschapsbelasting?

Bovendien zal uw vennootschap in de toekomst moeten voldoen aan de minimale bezoldigingsvoorwaarde om de ingehouden roerende voorheffing op dividenden uit deze DBI-beveks te verrekenen met de verschuldigde vennootschapsbelasting.

Na goedkeuring van de uiteindelijke wetteksten weten we meer …

 

(Auteur: Edwin Van Lommel – Fiscaal Accountant 11308681 – 27/06/2025)




DBI-beleggingen worden minder interessant voor de vennootschap!

Vandaag de dag wordt er door vennootschappen veel belegd in DBI-beleggingen en de redenen hiervoor zijn logisch:

  • Meerwaarden worden niet belast in de vennootschapsbelasting
  • Dividenden worden niet belast in de vennootschapsbelasting en de ingehouden roerende voorheffing wordt in mindering gebracht van de verschuldigde vennootschapsbelasting.

Dit in tegenstelling tot andere beleggingsproducten waarvan meerwaarden wel belast worden in de vennootschapsbelasting alsook de dividenden.

De opgenomen maatregelen in het regeringsakkoord De Wever I zullen de DBI-beleggingen in de toekomst minder interessant maken:

  • 5% vennootschapsbelasting op de meerwaarde
  • roerende voorheffing op dividenden enkel nog verrekenbaar met de verschuldigde vennootschapsbelasting indien wordt voldaan aan de nieuwe minimale bedrijfsleidersbezoldiging (50.000 euro + jaarlijkse indexering)

Het is nog niet duidelijk vanaf wanneer deze nieuwe regelgeving wordt ingevoerd (vanaf 01/01/2026?) maar misschien dient u te overwegen om uw winst op deze DBI-beleggingen nog te nemen voor het jaareinde?

 

(Auteur: Edwin Van Lommel – Fiscaal Accountant 11308681 – 27/02/2025)




Wat brengt de toekomst voor VVPR bis en VVPR ter?

KMO-vennootschappen die aan de voorwaarden voldoen kunnen dividenden uitkeren aan het verminderde tarief van 15% roerende voorheffing (VVPR bis).

Als ondernemer en/of KMO-vennootschap mogen wij dan ook blij zijn dat deze maatregel in het regeerakkoord De Wever I gevrijwaard is gebleven.

KMO-vennootschappen dewelke niet in aanmerking komen voor VVPR bis, maakten in het verleden vaak gebruik van de VVPR ter regeling. Wellicht beter bekend als het aanleggen van liquidatiereserves.

Het aanleggen van deze liquidatiereserves heeft een afzonderlijke vennootschapsbelasting van 10% tot gevolg maar heeft wel als voordeel dat deze liquidatiereserves kunnen uitgekeerd worden aan een verminderd tarief roerende voorheffing of zelfs zonder roerende voorheffing in plaats van 30%:

  • Na een sperperiode van 5 jaar: 5% roerende voorheffing
  • Bij liquidatie vennootschap: 0% roerende voorheffing

De VVPR ter regeling zal in de toekomst licht gewijzigd worden met dien verstande dat er twee wijzigingen zullen worden ingevoerd:

  • De sperperiode wordt ingekort tot 3 jaar in plaats van 5 jaar
  • Het tarief roerende voorheffing bij uitkering na de sperperiode wordt opgetrokken van 5% naar 6,5%

Na invoering van deze wijzigingen zal de fiscale druk op deze VVPR ter dividenden gelijk zijn aan 15% (afzonderlijke belasting 10% + 6,5% roerende voorheffing) als deze worden uitgekeerd na een sperperiode van 3 jaar. Worden deze liquidatiereserves uitgekeerd naar aanleiding van de liquidatie van de vennootschap zal er net zoals op vandaag geen roerende voorheffing meer verschuldigd zijn.

Wij mogen dan ook concluderen dat de regeringsonderhandelaars op het vlak van VVPR bis en VVPR ter zeer billijk zijn geweest.

 

(Auteur: Edwin Van Lommel – Fiscaal Accountant 11308681 – 27/02/2025)




Nog snel een dividend uitkeren in 2024?

Komt er in 2025 een hervorming van de tarieven roerende voorheffing op dividenden?  Veel zal afhangen van de toekomstige regeringsonderhandelingen en de akkoorden dewelke hieromtrent worden afgesloten.

Vandaag worden dividenden onderworpen aan een tarief van 30%, 20%,15% of 5% en dit naargelang de omstandigheden.

Een VVPR-bis vennootschap die aan alle voorwaarden voldoet kan dividenden uitkeren aan het verminderde tarief van 15% roerende voorheffing. Liquidatiereserves kunnen na een sperperiode van 5 jaar uitgekeerd worden aan een verminderd tarief roerende voorheffing van 5%.

Het is niet uitgesloten dat het normale tarief roerende voorheffing naar 25% wordt gebracht, maar dat anderzijds het verminderde tarief VVPR-bis wordt afgeschaft en dat het verminderde tarief voor de uitkering van liquidatiereserves na de sperperiode van 5 jaar wordt opgetrokken.

Wij kunnen alleen maar hopen dat er wordt rekening gehouden met de gecreëerde verwachtingen uit het verleden en dat de aanpassingen enkel een gevolg zullen hebben voor de toekomstige reserves dewelke worden aangelegd en de dividenduitkeringen die uit deze nieuwe reserves volgen.

In het geval U op zeker wenst te spelen is het misschien toch aangewezen om nog een tussentijds – of een interimdividend te overwegen en uit te keren in 2024.

 

(Auteur: Edwin Van Lommel – Fiscaal Accountant 11308681 – 31/10/2024)




Vergeet Uw vrijstelling van dividenden niet te vragen in de aangifte personenbelasting!

Indien U in 2022 dividenden heeft ontvangen kan U hiervan 800 euro vrijstellen van belastingen in de  personenbelasting. Deze vrijstelling geldt per belastingplichtige zodoende dat gehuwden meestal deze vrijstelling 2 keer kunnen genieten. Dit gegeven is afhankelijk van het huwelijksstelsel.

Bij de uitkering van deze dividenden wordt er een bevrijdende roerende voorheffing ingehouden. Deze varieert tussen de 5% en 30% en is afhankelijk van de aard van de reserves welke worden uitgekeerd of van de kenmerken van de vennootschap die deze dividenden uitkeert.

Het is de ingehouden roerende voorheffing op het vrijgestelde dividend van 800 euro die kan worden teruggevraagd via de aangifte personenbelasting. De terugbetaling van de roerende voorheffing zal dus variëren ten gevolge de inhouding:

  • 5% RV = 40 euro
  • 15% RV = 120 euro
  • 20% RV = 160 euro
  • 30% RV = 240 euro

Het bedrag van de ingehouden roerende voorheffing zal U in de aangifte personenbelasting moeten opnemen in de code 1437 en/of 2437.

In het slechtste geval kan U bij een vergetelheid toch al snel 480 euro per jaar te veel aan personenbelasting betalen. Toch de moeite om even door Uw beschikbare attesten te gaan en deze correct aan te leveren aan Uw mandataris!

 

(Auteur: Edwin Van Lommel – Fiscaal Accountant 11308681 – 28/04/2023)




Goed nieuws! De VOF en de CommV met onvoldoende oud kapitaal kunnen toch genieten van het VVPR-bis stelsel.

In een parlementaire vraag van 10/05/2022 bevestigde onze minister van Financiën dat vennootschappen die vroeger niet over een minimumkapitaal moesten beschikken van 18.550 euro, voortaan ook met hun ‘oud’ kapitaal kunnen genieten van het VVPR-bis stelsel.

De VVPR-bis is een regeling die recht geeft op een verlaagde roerende voorheffing van 15% op dividenden indien aan alle voorwaarden wordt voldaan.

Dit geldt voor dividenden toegekend aan nieuwe aandelen op naam die sinds 1 juli 2013 uitgegeven zijn in ruil voor inbrengen in geld. Op het moment van de inbreng moest de vennootschap klein zijn, mochten de aandelen niet preferent zijn en diende de inbreng volstort te worden.

Vennootschappen zonder minimumkapitaal, zoals de CommV en de VOF, kwamen voorheen niet in aanmerking voor dit voordeel, tenzij na de inbreng van het nieuw kapitaal het maatschappelijk kapitaal minstens gelijk was aan het minimumkapitaal van een BVBA, zijnde 18.550 euro.

Begin dit jaar werden er een aantal wijzigingen doorgevoerd in dit stelsel. Sinds 1 januari 2022 kunnen dividenden op het oude en onvoldoende kapitaal in aanmerking komen voor de verlaagde roerende voorheffing van 15% indien ook aan de andere voorwaarden is voldaan.

Goed nieuws dus voor de kleine vennootschappen, want vanaf 01/01/2022 kunnen zij dus mogelijk ook dividenden uitkeren aan het verlaagde tarief van 15% roerende voorheffing in plaats van 30%.

 

(Auteur: Edwin Van Lommel – Fiscaal Accountant 11308681 – 27/09/2022)




Vergeet uw vrijgestelde roerende voorheffing op dividenden ontvangen in 2020 niet terug te vorderen!

Bij de ontvangst van dividenden wordt er in de praktijk roerende voorheffing ingehouden. Deze definitieve belasting op roerende inkomsten kan in de personenbelasting teruggevraagd worden tot een bedrag van maximaal 240 euro per persoon voor aanslagjaar 2021 – inkomstenjaar 2020, indien de dividenden aan de opgelegde voorwaarden voldoen.

Hiervoor dient u deze vrijgestelde roerende voorheffing wel aan te geven in de specifieke rubrieken, dewelke hiervoor in de aangifte personenbelasting werden voorzien, namelijk:

  • code 1437-18
  • code 2437-85

Noteer dat u hiervoor niet altijd attesten ontvangt die u wijzen op de mogelijkheden tot recuperatie of terugvordering van de ingehouden roerende voorheffing via de aangifte personenbelasting! Zodoende wordt uw bijzondere aandacht gevraagd bij de voorbereiding van uw aangifte personenbelasting.

In het geval iedere echtgenoot dividenden heeft ontvangen van 800 euro bruto en hierop het maximum van 30% roerende voorheffing werd ingehouden, impliceert dit dat de volledige ingehouden roerende voorheffing wordt gerecupereerd via de personenbelasting. Toch een aardig bedrag van 480 euro dat best niet vergeten wordt!

 

(Auteur: Edwin Van Lommel – Fiscaal Accountant 11308681 – 01/06/2021)




Te veel winst in 2016, kies ik voor een liquidatiereserve of voor een IPT?

Begrip groepsverzekering/IPT

Een vennootschap kan voor haar bedrijfsleider een pensioen opbouwen.

Eén van de voordelen van de aanleg van dit extra-wettelijk pensioen via een verzekering is dat de premies integraal aftrekbaar zijn van uw winst in de vennootschap. De belasting voor de bedrijfsleider op het einde van het contract is laag, van 10% tot 16,5%.

De premies van zo’n verzekering zijn voor de onderneming aftrekbaar onder bepaalde voorwaarden, waarvan de belangrijkste de zgn. 80%-grens is (het totale pensioen, zowel wettelijke als extra-wettelijke pensioen mag niet meer bedragen dan 80% van uw laatst opgenomen normale bruto jaarloon, uw verzekeraar kan dit voor u eenvoudig berekenen!). Let op, om van een groepsverzekering of IPT te genieten, moet de bezoldiging maandelijks uitbetaald worden.

Heeft u heel veel winst in de vennootschap, dan kan u een backservice laten berekenen. Dit wil zeggen dat u maximaal 10 jaar in uw loopbaan kunt teruggaan, ook voor die jaren die gepresteerd werden buiten uw vennootschap. Soms wordt wel eens vergeten dat, wanneer uw bezoldiging stijgt, u ook recht hebt op de herberekening van deze backservice.

De backservice dient u niet ineens op te gebruiken, maar kan u spreiden over verschillende jaren.
Uiteraard zal u beseffen dat de aftrek van een IPT maximaal rendeert als u ervoor zorgt dat de premie in mindering komt van de winst die u hebt gemaakt in het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting (33,99%)

 

Begrip liquidatiereserve

Kmo-vennootschappen kunnen hun winsten opnemen in een zogenaamde liquidatiereserve op het passief van de balans. De liquidatiereserve laat een aandeelhouder natuurlijke persoon toe om de vennootschapswinsten op termijn uit te keren met een aanzienlijke belastingbesparing. Meer info hierover vindt u in een vorig Abeka artikel: Nieuwe permanente regeling liquidatiereserve start reeds voor de inkomsten 2014 (aj. 2015)

Het grote verschil met een IPT is dat een liquidatiereserve niet aftrekbaar is van de winst. Zij heeft wel het voordeel dat, mits het betalen van een bijzondere aanslag van 10% in het jaar van aanleg, bij uitkering bij de vereffening van de vennootschap deze bedragen dan ook belastingsvrij zijn. Positief is ook dat, als men de uitkering van deze liquidatiereserve slechts 5 jaar na aanleg doet, men slechts 5% roerende voorheffing extra betaalt. Of een totale belasting van 13,64%. Dit staat toch nog in schril contrast met de roerende voorheffing op dividenden, zijnde 27% en binnenkort waarschijnlijk 30%.

 

Welke keuze maken?

Als wij beide opties naast elkaar leggen dan stellen wij vast:

  • Een groepsverzekering of IPT wordt enkel aan uzelf als bedrijfsleider uitgekeerd.
  • Een liquidatiereserve dient aan alle aandeelhouders uitgekeerd te worden, en dit aan al degene die aandeelhouder zijn op het moment van uitkering.
  • Een groepsverzekering of IPT zal altijd door de verzekeringsmaatschappij uitgekeerd worden (zelfs bij een later faillissement) daar de premies al door de vennootschap betaald werden en nadien belegd werden door de verzekeraar.
  • Bij een liquidatiereserve zal u nog altijd moeten afwachten of de gelden bij uitkering naar u toe in de vennootschap wel beschikbaar zijn.
  • Lijdt de vennootschap na aanleg van de liquidatiereserve belangrijke verliezen en hebt u nadien in de vennootschap niet meer de financiële middelen voor een uitkering, dan is de bijzondere aanslag definitief verloren.
  • Fiscaal gezien betaalt u bij uitkering van de IPT wel een relatief lage belasting (bij pensioenering op 65 jaar 10%), waar dit bij de liquidatiereserve bij vereffening van de vennootschap niet zo is, maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd door de belastingbesparing die de vennootschap (tot 33,99%) realiseert.

Abeka adviseert u volledig bij de mogelijke keuzes.
Afhankelijk van de winsten, de continuiteit en de structuur van uw onderneming alsook uw persoonlijke situatie kunnen wij voor u het juiste advies aanbieden.
Tevens kan een jaarlijkse spreiding van beide opties een maximaal resultaat opleveren.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Aanpassingen van tarieven van de roerende voorheffing voor 2013 (bijkomend) en 2014

Na 2012 en 2013 worden ook in 2014 de tarieven roerende voorheffing aangepast. Wij geven u hierbij een kort overzicht van de wijzigingen, op 25/04/2013 nog niet gepubliceerd en dus ook nog niet echt van toepassing.


Roerende voorheffing op liquidatiebonus stijgt

Bij de ontbinding van de vennootschap worden alle activa (bv. investeringen) verkocht, de vorderingen (bv. openstaande klanten) geïnd en de schulden (bv. leningen) betaald. Het geld dat daarna beschikbaar is, wordt aan de aandeelhouders uitgekeerd. Het bedrag dat effectief wordt uitgekeerd, is niet noodzakelijk gelijk aan de liquidatiebonus.

Deze liquidatiebonus, dit is dus de belasting die men betaalt bij het stopzetten van een vennootschap, zal stijgen van 10% naar 25%. Vroeger (voor 1 januari 2002) was het uitkeren van deze liquidatiebonus zelfs belastingsvrij.

Die verhoging geldt wel pas vanaf oktober 2014.  Het is dus erg zinvol voor bedrijven die op het punt staan te stoppen, hun stopzetting nu reeds aan te vatten zodat zij nog een groot deel (of alles) kunnen uitkeren aan hun aandeelhouders aan het huidige tarief van 10% roerende voorheffing.

Anderzijds is het ook zo dat men kan overwegen om reeds bestaande reserves in het kapitaal van de vennootschap te incorporeren (hierbij zal men wel onmiddellijk 10% roerende voorheffing dienen te betalen) en vijf jaar later een kapitaalvermindering, zonder inhouding van roerende voorheffing, aan uzelf uit te keren. Momenteel is de kapitaalsvermindering immers nog vrij van roerende voorheffing, en wegens zijn eigenheid zien wij dit toch nog niet zo vlug veranderen.
Nieuw tarief van 15% roerende voorheffing op dividenden

Er zou vanaf 2013 toch een nieuw verlaagd tarief van 15% roerende voorheffing op dividenden komen, maar dan onder volgende voorwaarden:

  • het moet gaan om “kleine vennootschappen” (art.15. W.Venn.)
  • tarief zal enkel gelden voor dividenden toegekend aan aandelen op naam
  • deze aandelen op naam moeten uitgegeven zijn vanaf 01/07/2013
  • de aandelen moeten uitgegeven worden in ruil voor inbreng in geld
  • de eerste twee jaar na de inbreng zou het tarief nog wel 25% roerende voorheffing op deze dividenden bedragen
  • het derde jaar zou een tarief van 20% roerende voorheffing op deze dividenden gelden
  • pas vanaf het vierde jaar zou het tarief van de roerende voorheffing op deze dividenden 15% worden
  • deze tarieven zouden enkel gehanteerd worden voor zover deze aandelen ononderbroken in het bezit geweest zijn van de inbrengers

Wie dit allemaal bedenkt…..?? Wie dit allemaal in het oog moet houden….??  Maar goed om weten, dus wees er snel bij als u enige opportuniteiten ziet ….

Voor beginnende vennootschappen kan men dus misschien beter even wachten met de oprichting tot 01/07/2013.

Voor bestaande vennootschappen zou men vandaag kunnen liquideren (voor 1 oktober 2014) en een nieuwe oprichten. Vooral belangrijk als u denkt binnen enkele jaren uw vennootschap stop te zetten. Dan kan u mogelijk twee vliegen in één klap slaan door de voordelen van deze nieuwe maatregelen te combineren.  Hou wel rekening met alle fiscale spelregels zodat u niet geconfronteerd wordt met simulatie of de nieuwe antimisbruikbepaling. Volgens het Hof van Cassatie is het vereffenen en herbeginnen in een nieuwe vennootschap immers geen ‘fraude’ (Cassatie, 14.09.2007) en met de oude antimisbruikbepaling kon zo’n operatie ook niet aangepakt worden (Antwerpen, 17.04.2007).

En zo horen bij elke nieuwe maatregel dus ook opportuniteiten….

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)