1

Wijziging opzegtermijnen tijdens de eerste maanden van de tewerkstelling.

In 2014 trad de wet op het eenheidsstatuut in werking. Deze wet legt de opzegtermijnen vast die de werkgever en werknemer in acht moeten nemen bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De afschaffing van de proefperiode in 2014 was een rem op de aanwervingen. Met de nieuwe, lagere opzegtermijnen voor nieuwe werknemers verdwijnt de noodzaak om met duurdere interimkrachten te werken in de eerste fase van hun tewerkstelling.

Wat houdt de wet op het eenheidsstatuut in?

  • Berekening van de opzeggingstermijn enkel nog in functie van de anciënniteit die de werknemer heeft opgebouwd bij de werkgever.
  • Dezelfde termijnen voor arbeiders, bedienden en dienstboden.
  • Afschaffing van de proefperiode, met uitzondering van studenten, tijdelijke arbeid en uitzendarbeid.

Op 30 maart 2018 werd de wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze wet voert een wijziging van de opzegtermijnen in indien de werkgever een werknemer wenst op te zeggen tijdens de eerste maanden van de tewerkstelling.

De opzegtermijnen wijzigen als volgt:

Deze aanpassing zal gelden voor de opzeggingen die door de werkgever betekend worden vanaf 1 mei 2018.

Alle opzeggingen, betekend vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regeling op 1 mei, blijven al hun gevolgen behouden.

Wanneer u het ontslag van een werknemer overweegt die recent in dienst is gekomen, dan kunt u op basis van het overzicht (en diens anciënniteit) nagaan of u dit gunstiger in april of vanaf mei kunt doen. Indien de werknemer nog géén 4 maanden anciënniteit heeft bij de start van de opzeg, kunt u rekenen op een kortere opzeggingstermijn vanaf mei. Vanaf de vijfde maand tot en met de zesde maand is de nieuwe termijn één week langer.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Opzeggingstermijn arbeiders en bedienden wordt geharmoniseerd

De eerste resultaten van de harmonisering van de opzeggingstermijn van arbeiders en bedienden worden stilaan zichtbaar. De Kamer heeft op 7 april 2011 namelijk een wetsontwerp goedgekeurd.

Voor arbeiders wordt de opzeggingstermijn vermenigvuldigd met 1,15 en opgetrokken in functie van de anciënniteit van de werknemer. De verworven anciënniteit als uitzendkracht wordt voortaan mee in de berekening van de anciënniteit opgenomen.

Voor bedienden met een jaarloon van meer dan 30.535 euro wordt de opzeggingstermijn voortaan bij wet vastgelegd.

De opzeggingstermijn kan dus niet meer vrij tussen beide partijen worden overeengekomen.

De maatregelen hebben slechts betrekking op de arbeidscontracten die worden afgesloten na 1 januari 2012.  Alle andere contracten volgen dus nog gewoon de bestaande regeling.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)