1

Een intrest vragen op Uw persoonlijke tegoeden zonder fiscale gevolgen.

Vele ondernemers hebben de voorbije maanden privé gelden moeten injecteren in hun vennootschap. U kan als ontlener een marktconforme intrest vragen.

Fiscaal wordt voor het kalenderjaar 2020 een intrest van 4,06% als marktconform beschouwd en voor het kalenderjaar 2021 bedraagt deze intrest 4,07% op jaarbasis.

Wordt de marktconforme intrest overschreden, dan is dat gedeelte alvast fiscaal niet aftrekbaar voor de vennootschap.

Er dient bovendien ook rekening te worden gehouden met een andere beperking die stelt dat de rentegevende voorschotten niet hoger mogen zijn dan de belaste reserves van de vennootschap bij het begin van het boekjaar en het gestorte kapitaal/vermogen aan het einde van het boekjaar.

De intresten worden bij uitkering belast met een bevrijdende roerende voorheffing van 30%.

Uw Abeka-adviseur vertelt er U graag meer over.

 

(Auteur: Bruno Van De Poel (bruno@abeka.be, mobile 0472/61.11.64 ), Kredietexpert en KMO-adviseur)




Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw € 640 belastingvrij dividend niet!

Vanaf 1 januari 2018 kan elke belastingplichtige een dividenduitkering van € 640 vrijstellen van belastingen.

Wat zijn de spelregels:

  • In eerste instantie wordt er 30% roerende voorheffing door de vennootschap ingehouden.
  • Het jaar erop volgend kan u deze 30% roerende voorheffing recupereren in uw persoonlijke belastingaangifte.
  • Deze vrijstelling van belastingen geldt:
    • voor beursgenoteerde vennootschappen
    • voor zowel binnenlandse als buitenlandse dividenden
    • voor uw eigen vennootschap
    • Uitzondering: dividenden van beleggingsfondsen en dividenden uitgekeerd via juridische constructies, onderworpen aan de Kaaimantaks.
  • Bij KB zal nog worden bepaald welk type bewijsstuk zal moeten voorgelegd worden om de roerende voorheffing te kunnen terugvorderen.

Tip: Maak van deze belastingvrijstelling gebruik op uw eerstkomende algemene vergadering.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMO-vennootschap de brutowinst uitkeren aan de particuliere aandeelhouders onder een globale belastingdruk van +/- 31% (vennootschapsbelasting én roerende voorheffing)?

In de personenbelasting bedraagt het hoogste belastingtarief maar liefst 50%, daar waar de vennootschapsbelasting in het KMO-tarief verlaagd werd tot 20%.

Uiteraard ontvangt u na betaling van 50% belasting én sociale lasten als eenmanszaak de netto-inkomsten privé, terwijl na de betaling de gelden nog steeds in de vennootschap zitten.

Algemeen gaat Abeka ervan uit dat het zeker het overwegen waard is om naar een vennootschap over te stappen vanaf het moment dat u € 50.000 belastbaar inkomen hebt.


Wat is er fiscaal gewijzigd in de vennootschapsbelasting?

Sinds 1 januari 2018:

  • Het basistarief in de vennootschapsbelasting is gedaald van 33% naar 29%.
  • De aanvullende crisisbijdrage is verminderd van 3% naar 2%.
  • De werkelijke tarieven zijn dus gedaald van 33,99% tot 29,58%.
  • Vanaf 01/01/2020 verlaagt het basistarief tot 25% en wordt de crisisbijdrage tot 0% herleid.

Maar er is nog beter nieuws!!

Daar waar voorheen het KMO-tarief onder bepaalde voorwaarden (zie onze vorige artikels) ging van:

  • 24,5% op de eerste schijf van € 25.000
  • 31% op de schrijf van € 25.000 tot € 90.000
  • 34,5% op de schijf boven € 90.000

wordt dit tarief vanaf 01/01/2018 voor KMO’s vervangen door een uniform tarief van 20%, verhoogd in 2018 en 2019 met een aanvullende crisisbijdrage van 2% en dit tot een belastbare grondslag van € 100.000. Op de belastbare grondslag boven € 100.000 zal het tarief van hogervermelde kolom gelden.


Voorheen
kon men van het verlaagd tarief genieten indien:

  • u een belastbare grondslag had van > € 322.500
  • u een financiële vennootschap was
  • u een beleggingsvennootschap was
  • u een dividenduitkering deed > 13% van het gestort kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk
  • u niet minstens aan één van de bedrijfsleiders een minimum bezoldiging van € 36.000 toekende
  • u een vennootschap had, waarvan de aandelen voor > 50% in handen was van andere vennootschappen


Voortaan
valt de voorwaarde van minder dan € 322.500 belastbare grondslag weg.

Elke “kleine” vennootschap zal van het tarief van 20% kunnen genieten t.e.m. een belastbare grondslag van € 100.000

U wordt als een “kleine” vennootschap bestempeld indien:

  • u < 50 personeelsleden tewerkstelt
  • uw jaaromzet (exclusief BTW) < 9 miljoen euro bedraagt
  • uw balanstotaal < 4,5 miljoen euro bedraagt

U mag echter één van deze criteria overschrijden.


Voortaan
is een dividenduitkering hoger dan 13% van het gestort kapitaal niet langer uitgesloten van het verlaagd tarief.

Voortaan dient minstens één van de bedrijfsleiders te genieten van € 45.000 bezoldiging (of minimaal gelijk aan het resultaat van het belastbaar inkomen (*) van de vennootschap indien de bezoldiging kleiner is dan € 45.000). Deze voorwaarde is niet van toepassing op kleine vennootschappen gedurende de eerste 4 boekjaren vanaf hun oprichting.

(*) belastbaar resultaat:

  • bedrag waarop de vennootschapsbelasting wordt berekend na toepassing van de verschillende aftrekposten
  • de vereiste minimum bezoldiging kan worden berekend door dit resultaat voor aftrek van de bedrijfsleidersbezoldiging te delen door 2


Hoe geraakt de nettowinst van de vennootschap in handen van de bedrijfsleider / aandeelhouder?

Vergeet vooral niet dat je op de algemene vergadering, gehouden vanaf 2018, recht hebt op € 640 belastingvrij dividend.

Het normale tarief van de roerende voorheffing bedraagt 30%.

Dit brengt met zich mee dat u in de toekomst, na toekenning van een dividend, een totale belastingdruk (vennootschapsbelasting én roerende voorheffing) van 40,28% zal ervaren voor de winst gerealiseerd < € 100.000 en 50,71% daarboven.

Het tarief van VVPR bis-dividenden bedraagt fasegewijs/jaar 30%, 20% en 15%.

Dit betekent in dit laatste geval een totale belastingdruk van 32% in 2020.

Worden liquidatiereserves aangelegd, dan bedraagt de totale roerende voorheffing 13,84%, wat betekent dat er slechts een totale belastingdruk in 2020 en volgende zal zijn van 30,91%.


Besluit:

  • Een goede belastingplanning zal zijn vruchten afwerpen!
  • Iedereen met € 50.000 belastbaar inkomen (50% PB + sociale lasten) kan een vennootschap overwegen!
  • Een totale belastingdruk (vennootschapsbelasting én roerende voorheffing) van 30,91% zal tot de mogelijkheid behoren.
  • Vergeet dit jaar op de algemene vergadering van uw vennootschap het € 640 belastingvrij dividend niet toe te kennen.
  • Werk bij voorkeur met liquidatiereserves.
  • Addertje onder het gras: de afzonderlijke aanslag bij ontoereikende bedrijfsleidersbezoldiging. Het tarief van de aanslag bedraagt in een eerste fase 5,1% (crisisbijdrage inbegrepen en vanaf 2020 wordt dit tarief verhoogd naar 10%).

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Verhoging roerende voorheffing van 25% naar 27% vanaf 1 januari 2016, maar wat bij uitkering?

Wij hebben vastgesteld dat veel van onze klanten gebruik gemaakt hebben van de “bijzondere liquidatiereserve”. En niet ten onrechte! Reserves of overgedragen winsten kunnen op deze manier via dividenden, zonder tot liquidatie over te gaan, uitgekeerd worden aan een anticipatieve heffing van 10% met daarbovenop 5% bij uitkering (indien men uitkeert na 5 jaar). De werkelijk betaalde belasting bedraagt dan 13,64% (zie artikel van onze vorige nieuwsbrief: Bijzondere liquidatiereserve aanslagjaar 2013: deadline nadert!).

Op 1 januari 2016 werd de roerende voorheffing verhoogd van 25% naar 27%.

Er blijven nog slechts enkele kleine uitzonderingen (15% rv): de inkomsten uit cessie of concessie van auteursrechten, de “Leterme bon”, de VVPR-KMO regeling, intresten van spaardeposito’s boven de vrijgestelde schijf.

Ter herinnering: VVPR-KMO regeling: 15% rv op dividenden van aandelen die zijn uitgegeven in ruil voor een inbreng in geld sinds 01/07/2013.

Heeft men gebruik gemaakt van de bijzondere liquidatiereserve, zoals hierboven beschreven, dan blijft bij uitkering na 5 jaar de belasting 5%. Indien men echter uitkeert binnen de 5 jaar, dan wordt de belasting toch nog 17% in plaats van 15%.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Bijzondere liquidatiereserve aanslagjaar 2013: deadline nadert!

De fameuze taxshift voorziet in een verhoging van de roerende voorheffing van 25 naar 27 %. Maar nu nog kan u vroegere winsten uit uw vennootschap halen aan 10% of aan 13,64% (werkelijke belastingsdruk). Yes, you can!!!! Zelfs nog voor de winsten van boekjaar 2012 en 2013!!!!

Spijtig genoeg werd de benaming “liquidatie” er op geplakt, maar niets is minder waar.

Wie overweegt om gebruik te maken van de bijzondere liquidatiereserve voor de winst over aanslagjaar 2013 (veelal boekjaar 2012) maar nog geen definitieve beslissing daartoe genomen heeft, dient nu echt wel in actie te komen. De bijzondere heffing van 10 % dient immers vóór 30 november 2015:

  • via een bijzondere aangifte ingediend te worden
  • op de rekening van de belastingsadministratie te staan

 

Waarover gaat het?

U herinnert zich ongetwijfeld dat de Regering Di Rupo de roerende voorheffing (RV) over de liquidatieboni met ingang van 1 oktober 2014 verhoogde van 10 % naar 25 %. Daarbij werd wel in een overgangsregeling voorzien voor de bestaande reserves. Die mochten als dividend uitgekeerd worden tegen betaling van 10 % RV, waarna het nettobedrag in kapitaal geïncorporeerd werd. Dit systeem staat bekend als de “interne vereffening”. In praktijk ging het veelal over belaste reserves tot en met aanslagjaar 2012.

De regering Michel heeft bij haar aantreden een permanent karakter gegeven aan dit systeem (al zijn er wel wat positieve verschilpunten). Het nieuwe stelsel staat bekend als de liquidatiereserve en is van toepassing sinds aanslagjaar 2015.

Dat betekent dat de winsten over aanslagjaren 2013 en 2014 tussen wal en schip vielen. Met de bijzondere liquidatiereserve wil de regering alsnog een éénmalige kans geven om de winst van die jaren mee te betrekken in de liquidatiereserve.

 

Waarom zou u gebruik maken van de (bijzondere) liquidatiereserve?

Door gebruik te maken van de (bijzondere) liquidatiereserve en dus nu de afzonderlijke heffing van 10 % te betalen, is er bij latere vereffening geen RV meer verschuldigd.

Bij een gewone dividenduitkering van deze liquidatiereserve is daarentegen nog slechts 5 % RV verschuldigd, mits het respecteren van een wachttermijn van 5 jaar (helaas).

Wacht je geen 5 jaar, dan bedraagt de RV alsnog 15 %.

Het is dus duidelijk dat er een brede kloof gaapt tussen het verlaagd tarief van 10 % resp. 15 % (wachttijd 5 jaar) en het gewone tarief van 25 %. In praktijk is het verschil zelfs nog iets groter.  Gelet op de berekeningswijze van de bijzondere heffing van 10 % en het feit dat deze wordt gedragen door de vennootschap (en niet door de aandeelhouder zoals bij een dividend), bedraagt de werkelijke belastingdruk op een dividend (na wachttermijn van 5 jaar) slechts 13,64 %.

Door gebruik te maken van de (bijzondere) liquidatiereserve kan u de globale belastingdruk dus gevoelig verminderen!

Bovendien wordt de kloof alleen maar groter als gevolg van de tax shift: het gewone tarief RV zal immers stijgen naar 27 %.

Terloops, voor wie gebruik maakt van de liquidatiereserve en vervolgens overgaat tot uitkering van een dividend in jaar 1, zal 17 % (in plaats van 15 % RV) moeten inhouden.

 

Voor wie is dit interessant?

De liquidatiereserve staat enkel open voor kleine ondernemingen. Wat de bijzondere liquidatiereserve betreft, volstaat het dat de vennootschap zich als ‘klein’ kwalificeerde voor aanslagjaar 2013 resp. 2014, ook al is ze intussen ‘groot’.
In volgende omstandigheden is de bijzondere liquidatiereserve zeker het overwegen waard:

  • uw ondernemingsrisico is relatief beperkt (de kans op toekomstige verliezen is gering)
  • u heeft vereffeningsplannen (de wachttermijn van 5 jaar geldt hier niet!)
  • de vennootschap heeft overtollige liquiditeiten die niet geïnvesteerd worden
  • het eigen rendement op deze liquiditeiten weegt niet op tegen de belastingbesparing (de bijzondere heffing die u nu betaalt, kan u uiteraard niet meer beleggen)
  • u kan de beschikbare liquiditeiten (na wachttermijn van 5 jaar) zelf goed gebruiken
  • alle aandeelhouders (of veruit de belangrijkste) zijn natuurlijke personen.

In de praktijk is de (bijzondere) liquidatiereserve veelal interessant voor vennootschappen van vrije beroepers, consultants en managers. Dat neemt niet weg dat de regeling ook voor andere KMO’s nuttig kan zijn.

 

Wat moet u doen?

Wie gebruik wil maken van de bijzondere liquidatiereserve over aanslagjaar 2013 moet daartoe vóór 30 november 2015 een bijzondere aangifte indienen alsook de overeenkomstige belasting betalen.

Het is overigens mogelijk om meteen ook de bijzondere liquidatiereserve over aanslagjaar 2014 (inkomstenjaar 2013) af te wikkelen, al heeft u daartoe nog tot 30 november 2016 tijd.

 

Advies:

Al onze klanten, waarvan wij dachten dat zij voor deze opportuniteit in aanmerking kwamen, werden door Abeka+ reeds pro-actief geadviseerd.

In het geval u over deze fiscale opportuniteit nog vragen zou hebben kan u, klant zijnde of niet, nog deze week met ons contact opnemen zodat wij samen met u kunnen bespreken of deze bijzondere liquiditeitsreserve iets voor u is en wij deze alsnog tijdig kunnen implenteren.




Dividend versus interim-dividend versus tussentijds dividend (aangepast aan CBN advies 133-5 14/01/2009)

Dividend

Dividenden worden in principe toegekend op de algemene vergadering die jaarlijks bijeenkomt om het resultaat te bespreken, goed te keuren en de winstverdeling te bespreken. Op de uitkering van dividenden is een betaling van roerende voorheffing voorzien die 15% of 25% (zie voorwaarden in een ander artikel op onze website) kan bedragen en die binnen de 15 dagen na toekenning dient doorgestort te worden aan de Ontvanger.

Van de inning van de roerende voorheffing wordt volledig afgezien met betrekking tot dividenden die worden toegekend

  • door een Belgische dochteronderneming aan een moedermaatschappij van een andere Lidstaat van de EU
  • door een aan de vennootschapsbelasting onderworpen vennootschap aan een andere aan de vennootschapsbelasting onderworpen vennootschap, op voorwaarde dat de verkrijger, op het ogenblik van de toekenning van de inkomsten, gedurende een ononderbroken periode van ten minste 1 jaar een deelneming behouden heeft van ten minste 25 % in het kapitaal van de vennootschap-schuldenares van de inkomsten.

Interim-dividend 

Onder welbepaalde voorwaarden is het echter toegelaten dat de raad van bestuur op een ander tijdstip kan beslissen om dividenden uit te keren. Dat heet het interim-dividend. Het gebruik van interim-dividenden is echter onderworpen aan bepaalde voorwaarden:

  • de uitkering van een interim-dividend is voorbehouden aan de naamloze vennootschap en de commanditaire vennootschap op aandelen
  • de statuten dienen de toekenning van interim-dividenden uitdrukkelijk toe te laten
  • deze uitkering mag alleen geschieden op de winst van het lopende boekjaar, in voorkomend geval verminderd met het overgedragen verlies of vermeerderd met de overgedragen winst zonder onttrekking aan de reserves die volgens een wettelijke of statutaire bepaling zijn of moeten gevormd worden. Een uitkering uit de beschikbare reserves is verboden (in tegenstelling tot tussentijdse dividenden)
  • de Raad van Bestuur dient eerst vast te stellen aan de hand van een staat van activa en passiva die niet ouder is dan twee maand dat er voldoende winst is om een interimdividend toe te kennen
  • het interim-dividend wordt ten vroegste zes maanden na het afsluiten van het voorgaande boekjaar toegekend, en nadat de jaarrekening van dat boekjaar is goedgekeurd
  • na een eerste interim-dividend mag tot een nieuwe uitkering niet worden besloten dan drie maanden na het besluit over het eerste interimdividend. De Commissie is dan ook de mening toegedaan dat in een klassiek boekjaar van 12 maand slechts twee interim-dividenden mogen toegekend worden.
    Als de toegekende interim-dividenden uiteindelijk meer bedragen dan het jaardividend dat door de algemene vergadering werd vastgesteld/bevestigd, moet het te veel betaalde dividend worden beschouwd als een voorschot op het eventuele dividend van het volgende boekjaar. Het interim-dividend is dus steeds definitief verworven. Het is geen voorwaardelijke betaling.

Deze voorwaarden maken het interim-dividend niet zo evident om toe te kennen.

Boeking interim-dividenden:

  • Bij de beslissing tot interim-dividend door het bestuursorgaan:
    694      Vergoeding van het kapitaal
    aan 471 Dividenden over het boekjaar
  • Bij de toekenning of betaalbaarstelling van het dividend:
    471       Dividenden over het boekjaar
    aan 453 Ingehouden voorheffingen
  • Bij de betaling van het dividend en de roerende voorheffing:
    471       Dividenden over het boekjaar
    453       Ingehouden voorheffingen
    aan 55… Kredietinstelling

Tussentijds dividend

Een andere oplossing is het tussentijds dividend.

Specifieke bepalingen

  • in tegenstelling tot het interimdividend waartoe de Raad van Bestuur actie dient te ondernemen is het hier een bijzondere algemene vergadering die actie onderneemt op een datum die niet samenvalt met de statutair voorziene datum voor de goedkeuring van de jaarrekening. In tegenstelling tot het interimdividend waarbij de regeling specifiek is opgenomen in het Wetboek is er inzake het tussentijds dividend niets geregeld in het Wetboek, zodat we mogen aannemen dat elke bijzondere algemene vergadering, ook deze van een BVBA of een andere vennootschap, tot een toekenning van een tussentijds dividend kan beslissen.
  • tussentijdse dividenden worden uitbetaald op basis van de beschikbare reserves zoals die blijkt uit de jaarrekening van het laatst afgesloten boekjaar, zonder dat kan worden geput uit de winst van het lopende boekjaar zoals het geval is met het interimdividend. Sommige auteurs stellen dat ook de overgedragen winst van het vorige boekjaar in aanmerking kan komen, maar hierover is zeker geen eensgezindheid.
  • een bijzondere algemene vergadering kan op elk ogenblik van het boekjaar beslissen om aan de aandeelhouders een dividend uit te keren dat aan de beschikbare reserves wordt onttrokken, zonder daarbij de spelregels van het interimdividend te moeten volgen.
  • nochtans is de Commissie van mening dat het niet aangewezen is een tussentijds dividend toe te kennen tussen de einddatum van het boekjaar en het moment van goedkeuren van de jaarrekening.
  • De toekenning van een tussentijds dividend is zonder meer definitief.
  • Een gelijkaardige boeking van de journaalposten als bij de interimdividenden is van toepassing.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)

 




Intresten vragen aan uw vennootschap is een interessante techniek

In het verleden hebben wij onze klanten/bedrijfsleiders regelmatig geadviseerd om intresten te vragen op gelden welke zij tegoed hebben op hun vennootschap.
Het is een leuke manier om wat extra te verdienen.

Enerzijds zijn deze intresten:

  • aftrekbaar in de vennootschap
  • er wordt door de vennootschap slechts 15% roerende voorheffing afgehouden van deze intresten en voor de rest blijven deze intresten onbelast bij u.

Let op dat je steeds een marktconforme rente vraagt. We kunnen stellen dat een marktconforme rente een rente is, zoals door een bank op dat moment gevraagd, eventueel verhoogd met een risicopremie (bvb.2%)


Is er altijd 15% roerende voorheffing verschuldigd?

Neen, indien het bedrag waarop u intresten vraagt hoger is dan de som van het gestorte kapitaal + de belaste reserves, dan wordt een deel van deze intresten geherkwalificeerd als dividenden en dient hierop 25% roerende voorheffing betaald te worden.

Andere gevolgen:

  • Dit gedeelte van intresten is dan ook niet aftrekbaar voor de vennootschap.
  • De vennootschap kan het verlaagd tarief verliezen.

Zijn er nog meer addertjes onder het gras?

Wettelijk gezien geldt de herkwalificatie enkel als er een geldlening wordt toegestaan door een bedrijfsleider.
Maar onlangs sprak een rechter in het Hof van cassatie (15/10/2010) zich uit over een bedrijfleider die zijn aandelen aan zijn vennootschap had verkocht. De verkoopprijs werd echter niet betaald, maar geboekt als een schuld. Hierop werden intresten toegekend aan de bedrijfsleider. De fiscus beschouwde dit als een geldlening en herkwalificeerde een deel van de intresten als dividend. De rechter gaf de fiscus gelijk om vooral volgende redenen:

  • er werd een boeking verricht als schuld op méér dan één jaar
  • er werd geen termijn bepaald om de verkoopprijs terug te betalen
  • de intresten werden geboekt op een rekening  ” intresten lening ” in plaats van op een rekening ” intresten aankoop aandelen “.

Heel erg voor onze collega boekhouder, die het ook allemaal best bedoeld had ……

Dus let er voortaan zeker op dat u:

  • goede overeenkomsten opstelt
  • het woord lening vermijdt , zowel in de contracten als in de boekhouding
  • dan liever op een rekening-courant van de bedrijfsleider boekt
  • een afbetalingsplan opstelt

En een gouden raad….. zorg er steeds voor dat de overeenkomsten die je opstelt ook in werkelijkheid juist uitgevoerd worden.

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)




Aanpassingen van tarieven van de roerende voorheffing voor 2013 (bijkomend) en 2014

Na 2012 en 2013 worden ook in 2014 de tarieven roerende voorheffing aangepast. Wij geven u hierbij een kort overzicht van de wijzigingen, op 25/04/2013 nog niet gepubliceerd en dus ook nog niet echt van toepassing.


Roerende voorheffing op liquidatiebonus stijgt

Bij de ontbinding van de vennootschap worden alle activa (bv. investeringen) verkocht, de vorderingen (bv. openstaande klanten) geïnd en de schulden (bv. leningen) betaald. Het geld dat daarna beschikbaar is, wordt aan de aandeelhouders uitgekeerd. Het bedrag dat effectief wordt uitgekeerd, is niet noodzakelijk gelijk aan de liquidatiebonus.

Deze liquidatiebonus, dit is dus de belasting die men betaalt bij het stopzetten van een vennootschap, zal stijgen van 10% naar 25%. Vroeger (voor 1 januari 2002) was het uitkeren van deze liquidatiebonus zelfs belastingsvrij.

Die verhoging geldt wel pas vanaf oktober 2014.  Het is dus erg zinvol voor bedrijven die op het punt staan te stoppen, hun stopzetting nu reeds aan te vatten zodat zij nog een groot deel (of alles) kunnen uitkeren aan hun aandeelhouders aan het huidige tarief van 10% roerende voorheffing.

Anderzijds is het ook zo dat men kan overwegen om reeds bestaande reserves in het kapitaal van de vennootschap te incorporeren (hierbij zal men wel onmiddellijk 10% roerende voorheffing dienen te betalen) en vijf jaar later een kapitaalvermindering, zonder inhouding van roerende voorheffing, aan uzelf uit te keren. Momenteel is de kapitaalsvermindering immers nog vrij van roerende voorheffing, en wegens zijn eigenheid zien wij dit toch nog niet zo vlug veranderen.
Nieuw tarief van 15% roerende voorheffing op dividenden

Er zou vanaf 2013 toch een nieuw verlaagd tarief van 15% roerende voorheffing op dividenden komen, maar dan onder volgende voorwaarden:

  • het moet gaan om “kleine vennootschappen” (art.15. W.Venn.)
  • tarief zal enkel gelden voor dividenden toegekend aan aandelen op naam
  • deze aandelen op naam moeten uitgegeven zijn vanaf 01/07/2013
  • de aandelen moeten uitgegeven worden in ruil voor inbreng in geld
  • de eerste twee jaar na de inbreng zou het tarief nog wel 25% roerende voorheffing op deze dividenden bedragen
  • het derde jaar zou een tarief van 20% roerende voorheffing op deze dividenden gelden
  • pas vanaf het vierde jaar zou het tarief van de roerende voorheffing op deze dividenden 15% worden
  • deze tarieven zouden enkel gehanteerd worden voor zover deze aandelen ononderbroken in het bezit geweest zijn van de inbrengers

Wie dit allemaal bedenkt…..?? Wie dit allemaal in het oog moet houden….??  Maar goed om weten, dus wees er snel bij als u enige opportuniteiten ziet ….

Voor beginnende vennootschappen kan men dus misschien beter even wachten met de oprichting tot 01/07/2013.

Voor bestaande vennootschappen zou men vandaag kunnen liquideren (voor 1 oktober 2014) en een nieuwe oprichten. Vooral belangrijk als u denkt binnen enkele jaren uw vennootschap stop te zetten. Dan kan u mogelijk twee vliegen in één klap slaan door de voordelen van deze nieuwe maatregelen te combineren.  Hou wel rekening met alle fiscale spelregels zodat u niet geconfronteerd wordt met simulatie of de nieuwe antimisbruikbepaling. Volgens het Hof van Cassatie is het vereffenen en herbeginnen in een nieuwe vennootschap immers geen ‘fraude’ (Cassatie, 14.09.2007) en met de oude antimisbruikbepaling kon zo’n operatie ook niet aangepakt worden (Antwerpen, 17.04.2007).

En zo horen bij elke nieuwe maatregel dus ook opportuniteiten….

 

(Auteur: Georges Bauwens, erkend boekhouder-fiscalist BIBF 301 85 790)